‘Welnu, dat is dan bij toeval.’ En zoo vervolgens. Haar vonnis bragt geene verandering hoegenaamd teweeg in de zachte kalmte harer gelaatstrekken. Bedaard stapte zij op de noodlottige kar; en zelfs de uitjouwing, het gebrul, de verwenschingen van het dom en woest gepeupel, dat haar volgde en zich rondom het schavot als verdrong, vermogt niet, die bedaardheid te verstoren. Na zich door eene daad, die ver boven het bereik schijnt harer sekse, vermaard te hebben gemaakt, betoonde zij, door haar sterven, zich verheven boven het gewone menschdom. Zij werd ter strafplaatse gevoerd, gehuld in een rood kleed, voor moordenaars bestemd. Naardien de kloekmoedigheid der meeste slagtoffers bij het volk eene soort van bewonderende verbazing begon te verwekken, welke de dwingelanden ontrustte, bedienden zij zich nu en dan van deze vermomming, die, door het afstekende, het gelaat der veroordeelden bleek en naar deed
schijnen.
Uit welk oogpunt ook beschouwd, vertoonde ons marat eene soort van monster. Zijne uitwendige vormen waren allerafzigtigst; zijne gelaatstrekken ondragelijk zelfs voor hen, die aan de leelijkste zich gewend hadden. Hij haalde geene 5 voet lengte: de allerlaagste gemeenheid van geneigdheden, de gulzigste hebbelijkheden, de onbeschaamdheid eens vuigen intrigants, de overspanning eens dollemans, de ziel eens afgerigten schelms, - ziedaar zijne zedelijkheid! Wie zijn bloeddorstig dagblad: l'Ami du Peuple, heeft gelezen, kent ook zijn gruwelwoord: ‘dat men tweemaal hondderdduizend koppen moest afslaan.’ En, inderdaad, hij was de ijverigste bewerker der menschenslagterijen, in de groote steden opgerigt.
Marat moest echter vergood worden. Zijne overblijfsels werden met groote staatsie naar het Pantheon overgebragt; de schoone kunsten wedijverden bij de plegtigheid zijner. Vergoding; de vermaarde schilder david, die zich evenzeer onderscheidde door zijn overdreven Jacobinisme als door zijne verhevene talenten, bezoedelde zijn penseel door het tafereel van zijnen stervenden vriend; cubière, gezegd dorat, ook wel palméseaux, gaf een dichtstuk tot lof van het monster in 't licht. Maar het was met name de Klub der Cordeliers, die het sein gaf der vereering van haren Patroon! De schoonste porfieren vaas van het Meubelmagazijn was bestemd om zijn hart te bevatten hetwelk ten toon gesteld