Een schip zeilt op den middag van Napels naar Palermo, en legt tien mijlen in het uur af; een ander zeven mijlen, en is ten zelfden tijde van Palermo naar Napels onder zeil gegaan. Op welk uur ontmoeten beide schepen elkander, en hoe vele mijlen heeft elk derzelven afgelegd, den afstand der eene stad van de andere op 180 mijlen gesteld zijnde? - Het knaapje antwoordde op staanden voet: ‘Het eerste schip heeft 105 15/17, het tweede 74 2/17 mijlen afgelegd.’ - Men deed hem opmerken, dat hij niet had opgegeven, op wat uur de schepen elkander ontmoeteden. ‘Nu, dat spreekt van zelf!’ antwoordde hij; ‘10 10/17 uren na het afvaren.’ Dit antwoord lag inderdaad reeds in het eerste opgesloten, en het kind meende, dat het gezelschap deze noodwendige verbinding even goed als hij zelf inzag, en hield het alzoo voor onnoodig, dit op te geven.
In drie achtereenvolgende stormen is het vierde, vervolgens het vijfde, eindelijk het zesde deel der schepelingen verongelukt, en nu zijn er nog 138 overgebleven. Hoe velen waren er in den aanvang bijeen? - Antwoord: ‘360.’ - Hoe hebt gij dit getal gevonden? - ‘Waren er 60 bijeen geweest, dan waren er na de stormen 23 overgebleven; 23 is het zesde deel van 138; dus waren er zesmaal 60 man, dat is 360.’ - Maar, hoe kwaamt ge juist aan 60, en niet aan 50 of 70 b.v.? - ‘Omdat 50 noch 70 zich met 4 noch met 6 laten deelen.’ Het kind handelt dus bij het rekenen niet volgens de als 't ware werktuigelijke wijze der gewone rekenaars.
De Regering wil dit wonderkind eene beschaafde opvoeding doen genieten; niet altijd, echter, bereikt zulk eene opvoeding haar doel.