Dankbaarheid van eene hyena.
In eene der Menageriën, te Brighton ten toon gesteld, bevond zich eene gestreepte Hyena, die omtrent den opziener zoo wel, als zijne bedienden, den woesten aard, tot dusverre als dezer dierensoort van nature eigen beschouwd, in vollen nadruk aan den dag leide. Onder de bezigtigers bevond zich, op zekeren dag, een jong persoon, die deszelfs kooi onbevreesd naderde, terwijl het dier woedend gromde en om zich heen beet, en, zijne hand door de traliën stekende, het zachtjes op den kop klopte. Onmiddellijk liet de Hyena de grootste vreugde blijken, sprong in zijne kooi rond als uitgelaten, wreef zich tegen des jongelings hand, en scheen hoogst verblijd over het streelen derzelve. Het bleek vervolgens, dat dit dier, als een jong, door hem gevangen, naar Engeland overgebragt, en aan den opziener der Menagerie verkocht was; en, schoon niet minder dan zeven jaren sinds