Vertrouwen op God.
(Vrij gevolgd naar een oud Hoogduitsch Kerklied van) paul gerhard, geb. in 1606, gest. in 1676.
Gij zijt een mensch, en 's Hoogsten raad
Is voor uw oog verborgen.
Hij, die de wereld gadeslaat,
Wil niet, dat menschen zorgen.
Waarom gezwoegd op 's levens paân,
Met ijdle zorg en vrees belaân,
Staag, onder ramp en zegen,
Gij tobt vergeefs! - Uw mijmerij
Moet uw' gelukstaat deren.
Wat stervling kan, hoe wijs hij zij,
Den loop der dingen keeren?
| |
Ach, al die kommer strekt daarheên,
Om u, door zorgen, groot en kleen,
In angst en smart te storten,
Die 't veege leven korten.
Ei, werp toch heel uw zorg op Hem,
Die reeds zoo lang regeerde,
En wiens bewind, vol kracht en klem,
Vaak ramp in heil verkeerde.
Geef, mensch! geheel uw' staat en stand,
Uw doen en laten in Gods hand!
Hij zal wel verder waken,
En 't lot u draaglijk maken.
Toen ge in den teedren moederschoot
Als schepsel laagt verborgen,
En 't aanzijn als een plant genoot,
Waar waren toen uw zorgen?
Wie heeft reeds toen uw heil bedacht?
Wie u, als mensch, aan 't licht gebragt,
Ja, ligchaam, ziel en leven
Wie heeft gezorgd, dat niets ontbrak,
Toen ge onder ons kwaamt wonen,
Eer nog uw tong verstaanbaar sprak,
Uw hart zijn' wensch kon toonen?
Wie heeft uw moederborst gevuld,
En u in warme stof gehuld,
Toen 't naakte lijfje u kilde,
En door den luchtstroom trilde.
Hef eenmaal 't aangezigt omhoog!
Valt u een magt en liefde in 't oog,
Die wij, naar eisch, nooit loven.
Heeft God niet vaak aan u gedaan,
Wat zelfs uw hoop, hoe driest door waan,
Konde in haar vlugt niet vatten,
Of ooit u waardig schatten?
| |
En dezen Vader wildet gij
Uw heil niet aanvertrouwen?
Gij zoudt, van zorgen nimmer vrij,
Op deze Rots niet bouwen?
Vertrouw op Hem, en sidder niet!
Wie stil geloovig op Hem ziet,
De borst van angst niet jagen.
|
|