aantal gehuwde mannen zelfs namen briefjes, ofschoon Regtsgeleerden, in de gezelschappen, verklaarden, dat, zoo de fortuin hun de schoone in handen speelde, zulks aanleiding konde geven tot een kostbaar regtsgeding. Intusschen ging het debiet der biljetten zijnen gang; alle waren spoedig aan den man, en de loterij was vol, eer nog de helft der liefhebbers zich had voorzien.
De groote dag verscheen. Een jong Apotheker, die onnadenkend met den grooten hoop had medegedaan, was de uitverkoren; schoon hij verloofd was aan een meisje naar zijn hart. Hoezeer van vermogen ontbloot, behield echter zijne liefde zoo wel, als zijn gevoel van eer, de overhand; en hij stond gereed, om, op eene beleefde wijze, afstand te doen van den prijs, hem door het lot beschoren, toen hij eenen brief ontving van dezen inhond:
‘Mijnheer!’
‘Ik verneem, dat het lot u bestemd heeft tot mijnen medgezel in dit leven. Gij hebt dus al aanstonds wettige aanspraak op het volkomenst vertrouwen; en ik ben gereed, u, door dezen, daarvan een doorslaand bewijs te geven. Sedert den dag, dat ik mijne persoon zoo wel, als mijn vermogen, aan het lot heb toevertrouwd, is mij iets zeer buitengewoons en belangrijks bejegend. De man naar mijn hart, wiens hand mij eertijds door mijnen vader werd ontzegd, werd weduwenaar, en verlangt mij ten huwelijk. Oude liefde roest niet; en ik gevoel, dat hij alleen in staat is, mij gelukkig te maken. Ziedaar, Mijnheer, eene opregte biecht! Bijaldien het u intusschen behage, mij te binden aan eene belofte, plegtig aan niet minder dan 60,000 biljetten door mij verknocht, ik zal ze gestand doen en ben de uwe. Maar ik waarschuw u voorshands, dat onze huishouding een waar afbeeldfel zal zijn van het voorportaal der Hel! Nimmer toch zal ik u kunnen beminnen. Altijd zal ik u aanmerken als den verwoester van mijn geluk. - Maar, laat ons tot het punt komen, dat voor u, die mij niet kent, wel het voornaamste zijn moet. Hoezeer doorkneede Regtsgeleerden mij verzekeren, dat ik volstaan kan met u den achtentwintig, dien gij verspeeldet, terug te geven, wil ik daar geenszins gebruik van maken, maar bied u, bij wijze van afkoop, eene som aan van f 10,000 in klinkende munt.
Ik ben
Uwe onderdanige Dienaresse
fortuna.’
Het zal wel niet noodig zijn te zeggen, dat de verloofde jongman zich niet lang beraadde. Bij namelooze Advertentie in verschillende Couranten deed hij der onbekende schoone weten, dat hij in het hem gedane aanbod berustte; en binnen weinige dagen werd hem de vermelde som, door eenen onbekende, tegen handschrift, uitbetaald.