Uwe onderdanen heeft slechts ééne nederige en vurige bede. Dingsdag gaat Gij naar het Quirinaal. Verwaardig U, drie minuten te vertoeven aan de deur van een' armen uurwerkmaker, die in een winkeltje woont aan de Volkspoort. Uwe tegenwoordigheid zal voor hem eene bron van zegen en voorspoed zijn, en Gij zuit het geluk verzekeren des ongelukkigen gezins van Uwen zeer nederigen, zeer getrouwen en zeer onderdanigen onderdaan, bornomio.’ De Paus ontving het smeekschrift van den uurwerkmaker, glimlachte, en antwoordde, dat hij niet zou in gebreke blijven, om aan de uitnoodiging, hem gedaan, te voldoen. Het behaagde hem zelfs, zijne weldaad te verhoogen, door, tegen gewoonte, te bevelen, ditmaal naar het Quirinaal te rijden in groote liverei. Naauwelijks had het rijtuig van den Heiligen Vader de Volkspoort bereikt, en hield het gevolg stil, of bornomio, omringd van zijn gezin, trad uit zijne woning, wierp zich aan de voeten van den Paus, en bood hem een zeer zamengesteld horologie aan, dat den tijd van alle de gewesten der aarde aanwees, en elk uur de twaalf Apostelen van uit eene soort van galerij deed verschijnen, en zich plaatsen op het uur, waarmede zij in betrekking stonden; maar, hetgeen den eerbiedwaardigen Kerkvoogd inzonderheid streelde, was een zakuurwerk, versierd met zijn portret, en beurtelings het Te Deum, het Exaudiat, het Gloria in excelsis en het Credo spelende. Nadat bornomio blijken der vorstelijke milddadigheid des Pausen had ontvangen, zette hij boven zijnen winkel, met groote letteren: Uurwerkmarer van den paus. Des anderen daags stroomden de Engelschen, Franschen, Grieken en Duitschers, die te Rome woonden, naar hem toe, en hij kreeg bestellingen
ter waarde van meer dan een half millioen guldens. ‘o, Gelukkige inval,’ riep hij naderhand dikwijls, in het midden van zijn welvarend huisgezin, uit, ‘die op ééns alle de bezwaren mijner moeijelijke loopbaan deed verdwijnen! Ik sliep als op eene harde rots, thans rust ik op dons; ik dronk het water, dat de Tiber als met weêrzin in onze openbare fonteinen stort, thans lep ik den wijn van Sicilië en van Frankrijk. Mijne kinderen,’ vervolgde hij, ‘verwerft u kundigheden en schept u talenten!’ De goede man vergat, dat wetenschap niet geleidt tot kuiperij, en dat hij zelf, in weerwil zijner kennisse, van zijnen moed en zijne werkzaamheid, veelligt altijd arm en onopgemerkt zou zijn gebleven, indien het hem niet gelukt ware te worden Uurwerkmaker van den Paus.