Eene processie in Florence in 1827, door eene dame, als ooggetuige, medegedeeld.
- Wij kwamen (dus schrijft deze vrouw) op den 20 Mei, des zaturdags, te Florence. Des zondagmorgens werden wij door een opkomend onweder verhinderd uit te gaan. Wij hadden echter het geluk, in eene zeer levendige straat gelogeerd te zijn. Hier trof ons weldra een voorwerp, dat onze gansche opmerkzaamheid tot zich trok. Wij zagen, namelijk, twee processiën, welke onder onze vensters voorbijtrokken. De eerste was slechts klein; de tweede, integendeel, zeer talrijk, en werd door vele aanzienlijke heeren en dames gevolgd. Het besluit derzelve was een ezel, op welken een kindje van ten hoogste drie jaren gezeten was. Dit arme schaap was in een gewaad van gouden stof gehuld, had eene kroon op het hoofd, en een' schepter in de handjes; het moest jezus christus verbeelden! Daar nu het arme wicht doornat, of liever doorweekt was van den geweldig nederstortenden regen, zoo schreeuwde het onophoudelijk. Om hetzelve te stillen, waren twee mannen, die ter wederzijden van den ezel gingen, bestendig bezig, het kind af te leiden: de eene stopte het van tijd tot tijd beschuitjes in den mond; terwijl de andere, met de levendigheid, den Italianen zoo bijzonder eigen, al het gebarenspel uitputte, om het door fratsen tot lagchen te bewegen. Ik moest mij van het venster verwijderen; want het jammerlijk schreijende kind deed mij even zeer aan, als mij het schouwspel zelve tegen de borst stiet. Wee het land, waar het volk dergelijke vertooningen behoeft, als een prikkel voor het geloof!