dingen van dien Koning te Memphis, Thebe en elders. Het is een gewrocht, de hoogste bewondering waardig. Het inwendige beantwoordt volkomen aan het uitwendig voorkomen; maar deszelfs bezigtiging is eene zware proef!
Toen wij daar kwamen, hadden het zand en de Nubiërs, die zorg dragen hetzelve op te stooten, den ingang gesloten. Wij deden hetzelve wegruimen, verzekerden, zoo goed wij konden, den engen toegang, en namen alle mogelijke voorzorg tegen den indrang van dat helsche zand, hetwelk, in Egypte zoo wel als in Nubië, alles dreigt te verzwelgen. Ik ontkleedde mij bijna geheel, alleen mijn Arabisch hemd en eene linnen broek aanhoudende, en plaatste mij, op den buik liggende, voor de kleine opening eener poort, die, ontbloot zijnde, ten minste 25 voet hoog zou zijn. Het was alsof ik voor den mond van een' oven lag; en, mij geheel binnen den tempel, al kruipende, gewrongen hebbende, bevond ik mij in eene atmospheer, verhit tot 51o. Wij doorwandelden deze ontzettende opgedolvene ruimte.
Zij is verdeeld in 16 hoofdzalen, alle overrijk in schoone, godsdienstige basreliefs, de wetenswaardigste bijzonderheden aanbiedende. Alles wordt, als 't ware, bekroond door een altaar (sanctuaire), in welks diepte vier heerlijke beelden, veel meer dan levensgroot, in eene zittende houding zich bevinden. Deze groep, voorstellende ammon-ra, phré, phta, en ramses den Grooten te midden van hen, verdient van nieuws afgeteekend te worden.
Na twee en een half uur in bewondering gesleten te hebben, gevoelden wij de behoefte, om versche lucht in te ademen, en waren wij verpligt, den ingang van dit fornuis weêr op te zoeken en door te kruipen. Ik droeg zorg, mij met twee flanellen vesten, eene wollen deken en mijn' grooten mantel te bekleeden, zoodra ik het daglicht weêr aanschouwde; en daar, neêrgezeten digt bij een' der buitenste kolossen, wiens ontzaggelijke kuit den noordewind onderschepte, rustte ik een half uur uit, om het zweet een weinig te laten opdroogen. Vervolgens begaf ik mij naar het vaartuig, waar ik nagenoeg twee uren op mijn rustbed sleet. Deze proef heeft mij geleerd, dat men twee en een half à drie ureu binnen den tempel kan verblijven, zonder eenige belemmering in de ademhaling, maar alleen eene matheid in de beenen en gewrichten te ontwaren; waaruit ik besluit, dat wij, bij een tweede bezoek, de geschiedkundige basreliefs zullen kunnen afteekenen,