Gevangenneming eener rooversbende, ten gevolge van onvrijwilligen doodslag.
(Gazette des Tribunaux, Fevr. 1829.)
Nantua, 17 Febr. 1829.
Ziehier het naauwkeurig verhaal van een zeer zonderling geval: Een voerman, dagelijks af en aan rijdende van Bourg naar Genève en terug, naderde laatstgenoemde stad, toen hij eene arme vrouw ontmoette, uitgeput, zoo 't scheen, van vermoeijenis, welke hem om een plaatsje bad in zijn rijtuig, opdat zij vóór den nacht de poort mogt bereiken. De voerman, bewogen door het besef, dat dit mensch, bij de strenge koude, vooral des nachts, ligtelijk konde bezwijken, was terstond gereed, haar, behalve eene plaats, een' bos stroo af te staan. De voetgangster prevelde eenige woorden van dankbaarheid, steeg op, strekte het matte lijf achter in het rijtuig uit, en sliep in, na zich met hooi en stroo welgedekt, en de kap van haren mantel over het aangezigt gehaald te hebben. Welhaast verkondigde een regelmatig snorken den hulpvaardigen man, dat zijne gezellin een' diepen slaap genoot; waarom hij haar dan ook niet wilde vergen af te stijgen, ten einde zijn paard te verligten, bij de scherpe helling van eenen berg, niet verre van Genève. In de vlakte gekomen, trok hij den ijzeren haak (sabot) terug, die een der wielen vasthield, en, om zich de moeite te sparen van denzelven, volgens gewoonte, vast te maken, wierp hij dien onachtzaam in het rijtuig, en kwam nu te voet aan de poort. Zich thans de arme vrouw herinnerende, riep hij haar toe, dat de togt volbragt was, en dat zij zou afstijgen. Hij riep herhaalde keeren, maar kreeg geen antwoord. Onverduldig zette hij nu den voet op een der wielen, en, zich met de eene hand vast-