zich gereed om te bedde te gaan, toen een gehuil aan zijne deur zijne oplettendheid tot zich trok. Hij opent dezelve, en - de spitdraaijer stapt binnen. Maar het was thans niet hetzelfde grimmige, dreigende, booze dier; zachtzinnig vlijde het zich voor de voeten zijns voormaligen meesters neder, en lekte hem de handen, alsof het hem, in zijne taal, vergeving kwam vragen voor zijne driftvervoering. De pachter streelde den hond wederkeerig, en wilde hem vervolgens weder wegzenden; maar dit ging niet. De reiziger, wien zijn logement almede zekeren schroom had ingeboezemd, besloot nu, den hond bij zich te houden, en wilde de deur sluiten; maar het beest verzette zich daartegen, vatte met de tanden een der panden van zijn' rok, en poogde hem met zich naar buiten te trekken. De man begreep niet, wat dit beduidde, en zijne bevreemding steeg nog hooger, toen hij, het bedde naderende, door den hond met alle kracht naar de deur getrokken werd, en, wanneer hij zich geliet hem te willen volgen, het beest de uitbundigste blijdschap vertoonde. Dit alles bragt hem tot nadenken. Waar bevond hij zich? In een afgelegen huis, te midden van een eenzaam oord. De gelaatstrekken der bewoners hadden hem al aanstonds verdacht toegeschenen. Bevond hij zich misschien in een roovershol?..... Hij koos zijne partij, sloot den hond buiten, laadde zijne pistool, opende zachtjes de blinden, nam behoedzaam een laken van het bedde, knoopte het wel stevig aan het venster vast, verborg het licht ouder den schoorsteen, verschanste zich zoo goed hij konde, en wachtte de uitkomst af. Niet lang leed het, of eene veer sprong los, een valluik opende zich aan het voeteneinde der bedstede, het bed werd onderstboven geworpen en verdween. Op dit gezigt liet zich de reiziger in allerijl langs het laken naar beneden glijden, en liep, op goed geluk af, naar het naaste gehucht. Het gelukte hem, de bewoners op de been te brengen, die, gewapend, hem naar het verdachte huis volgden, hetzelve bezetteden, de
schelmen overvielen en bemagtigden. Men doorzocht het verblijf. De hond verstrekte daarbij tot gids. Het valluik dekte een' grooten kuil, waar verscheidene onder kalk bedolvene lijken en een groot aantal menschenbeenderen verspreid lagen.
De dankbare pachter nam zijnen hond mede, die nu geene lammeren meer stal; maar tot dusverre blijft het een onopgelost vraagstuk, of de hond zijnen terugkeer tot betere beginselen aan de school der struikroovers, dan aan die des tegenspoeds hebbe te danken.