Nederduitsch Rijmwoordenboek, waarin de bruikbare rijmwoorden uit de beste Noord- en Zuidnederlandsche Dichters bijeenverzameld en, naar vokaalorde, onder derzelver natuurlijke klanken gerangschikt zijn, tot gemak bij de praktische beoefening der Dichtkunst. Door P.G. Witsen geysbeek. La rime est une esclave et ne doit qu'obéir. Boileau. Te Amsterdam, bij de Gebroeders Diederichs. 1829. Bastaard-formaat. XVIII en 176 bl. f 1-80.
De geleerde scaliger beschouwde het maken van Woordenboeken als zulk een moeijelijk werk, dat hij hen, die de zwaarste misdaden hadden gepleegd, die, volgens het vonnis van den regter, hun leven hadden verbeurd, gedoemd wilde hebben, om Woordenboeken te maken. Ieder Latijnsch scholier kent zijn: Lexica contexat, op de keerzijde van het titelblad in zijn pitisci Lexicon. Oordeel hieruit, Lezer! op welk eenen dank de Heer witsen geysbeek dan aanspraak heeft, die zich, zonder daartoe veroordeeld te zijn, dezen pijnlijken arbeid getroost heeft! Zoo als hij zelf bekent, niet ten dienste van geoefende Dichters, die, vol van den God, die hen bezielt, zoodanig Rijmlexicon niet noodig hebben, en dus ontslagen zijn van de verpligting, om den Schrijver hun compliment te maken; maar voornamelijk voor u, dilettanten, zonder juist Dichters te zijn, (want gij wordt door den Schrijver van de aankomende Dichters wel degelijk onderscheiden) is dit Rijmwoordenboek hoofdzakelijk opengesteld. Welaan dan, brekebeenen in de rijmkunst! gij zijt het, die aan uwen Patroon nu toch, tot dankbetuiging voor zijnen pons asinorum, een rijmpje verschuldigd zijt. Dus moedig aangevangen. Kiest gij geysbeek voor uw eindwoord, uit zevenentwintig woorden hebt gij de keur, om daarop te rijmen. Of geeft gij de voorkeur aan den naam van des Schrijvers kunststuk Rijmwoorden-boek, de rubriek oek zal u, behalve broek, koek en snoek, zeker nog verscheidene andere rijmen opleveren. De Schrijver schijnt te vreezen, dat sommige Heeren voor zijnen arbeid den neus zullen optrekken; wij althans niet, maar kennen, wegens dit werk, aan witsen geysbeek in onze schatting gaarne eene plaats toe naast
trommius en schrevelius.
Op bladz. 492, reg. 4 en 18, staat Iridectochalysis, moet zijn Iridectodialysis.