te verschaffen aan den honger van onze landgenooten naar romans. Dat er zulk een honger bestaat, en dat de schrijver zich inderdaad verdienstelijk maakt, door dien te verzadigen, blijkt uit den genoegzaam algemeenen bijval, dien zijn vorige, meer ingewikkelde arbeid gehad heeft, gelijk wij verzekerd vinden door hemzelven. Maar, daar het lezen van die vorige, meer ingewikkelde werken de hersenen wel eens te zwaar kon vallen, is het gelukkig, dat de schrijver in het eerste der bovenstaande werken ons iets meer eenvoudigs aanbiedt. De Overste en de Wachtmeester worden te gelijk verliefd op dezelfde Christina. Deze verkiest den jongen Wachtmeester boven den veertigjarigen Overste, die zich evenwel troost, door de moeder in plaats van de dochter te huwen. De list der liefde bestaat daarin, dat Christina uit het raam klimt, en met den Wachtmeester wegrijdt. Dit verhaal zal moeten leeren, dat een veertigjarige minnaar meer kans heeft om te slagen bij eene achtendertigjarige weduwe, dan bij eene twintigjarige schoonheid. Mogt de lezer dit tot nog toe niet weten, en er belang bij hebben, het boekje is overtuigend.
Het Heidensche Bosch heeft ten doel, den lezer eenigzins bekend te maken met den godsdienst, de zeden en de huishouding der zoogenaamde zwervende Heidens, of Zigeuners; jonge lieden te waarschuwen tegen dat overdreven gevoel, dat wij sentimenteel noemen; aan te toonen, dat eene veel te beperkte Policie, bij welke de eene gemeente aan de andere landloopers en bedelaars toezond, met geene mogelijkheid zamenscholingen kon weren; eindelijk aan te sporen, om zich als Nederlanders gelukkig te gevoelen onder het bestuur van onzen Koning. Dit alles komt wel wat kakelbont bij elkander; maar wij geven het in dezelfde orde op, welke de schrijver houdt, daar hij in de voorrede berigt geeft van de strekking van zijnen roman. Tot bereiking van alle deze oogmerken wordt ons hier een verhaal gegeven, hetwelk wel hier en daar nog het getuigenis bevestigt, door ons bij de aankondiging van vorige werken van den schrijver gegeven, dat het hem namelijk niet aan aanleg ontbreekt, om in dit vak een goed schrijver te worden, maar hetwelk toch hoofdzakelijk bestaat uit eene aaneenschakeling van onwaarschijnlijkheden en gezochte aardigheden. De schrijver leze de Verhandeling over de Heidens van grelman, om zelf overtuigd te worden van het geheel onjuiste van zijne tafereelen der zeden en leefwijze van deze zwervers. Zelfs voor eenen