heid dier landen omvatten, die zich tot wel meer dan de helft der toen bekende Aarde uitstrekken.
Ten einde den Heere van der chijs te doen zien, dat wij met een oplettend oog zijn werk beschouwd hebben, merken wij aan, dat hij, naar het ons voorkomt, onder anderen wel tweeSchrijvers had mogen noemen, waarvan vooral de laatste hem omtrent Klein-Azië van veel nut had kunnen zijn. De eerste, tournefort, bepaalt zich wel meest tot den Archipel; maar de laatste, chandler, een Brit, die in 1764 reisde, bevat kostbare berigten omtrent de Westkust van Klein-Azië. Bij de vermelding van het eiland Chios maakt van der chijs wel gewag van den ouden dapper, maar niet van den toch nog lateren en als beschouwer zoo beroemden tournefort. (Wij hadden toch ook wel eene kleine hulde aan de schimmen der uitgemoorde bewoners van dat eiland gewacht.) Bij Ephesus haalt hij chandler niet aan, die toch bijzonder naauwkeurig is omtrent die stad. Hij zou daar gevonden hebben, dat onze cornelis de bruyn, dien van der chijs aanhaalt, zich bedriegt, wanneer hij Ayassaloek voor de ligging van Ephesus verklaart. ‘Alles,’ zegt chandler, Ned. Vert. bl. 186, ‘is lapwerk, zamengesteld van marmer en brokken, die van derzelver eigenlijke plaatsen weggenomen, of zonder smaak of goede orde vereenigd zijn. Wij waren overreed, dat wij niet in Ephesus waren, vóór dat wij de puinhoopen dezer stad nog ontdekten, welke, iets verder bij de bergen en nader bij zee liggende, van den heuvel des kasteels gezien worden.’ Ayassaloek is een plaatsje uit de veertiende Eeuw, met een kasteel, dat in de veldtogten van tamerlan verkeerdelijk onder den naam van
Ephesus vermeld is geworden.
Wij moeten den Lezer nog doen opmerken, dat het werk zoo wel als de Kaart ook de vroegere togten van alexander in Europa, vóór zijne Perzische onderneming, bevat. Eene kleinigheid is ons daar in het