Eereprijs voor de Jeugd; ter bevordering van vlijt, deugd en kennis. Naar het Hoogduitsch, van F.P. Wilmsen. Met Platen. Te Amsterdam, bij ten Brink en de Vries. 1828. In kl. 8vo. VIII en 216 bl. f 1-80.
Dit werkje zal met belangstelling en genoegen door de jeugd gelezen worden. Verscheidenheid vermaakt. Merkwaardige lotgevallen en zonderlinge uitreddingen van menschen, alsmede eenige verbazende natuurverschijnsels, worden eerst verhaald. Dan volgen aardrijkskundige beschouwingen, waarvan echter het eerste gedeelte, de Aarde betreffende, welligt hoog genoeg zal zijn voor vele jeugdige lezers. Voorts worden eenige bijzonderheden vermeld van het rijk der Wahabiten of Wechabiten, Assanthi, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Mexico, de Vereenigde Staten van Middel-Amerika, Hayti, Columbia, Peru, Chili, de Vereenigde Staten van la Plata, Brazilië, Bagdad, Lapland en deszelfs bewoners. Ook wordt iets gezegd van de pogingen, in de laatste jaren door de Engelschen gedaan, om eenen doortogt door het Noorden te vinden. Het laatste stukje, dat niet onaardig is, maar, zoo wij meenen, reeds bevorens in ons Mengelwerk werd opgenomen, heeft ten opschrift: Reis van een pond boomwol.
In een werkje voor de jeugd had men wel wat beter op taal en stijl mogen letten. Op bl. 2 moet zeker eene drukfout schuilen, daar het niet wel te begrijpen is, hoe men met een oud en beschadigd schip, welks lek, kort na het uitzeilen uit Duins door stooten veroorzaakt, dra veertien duim water ieder uur gaf, nogtans de reis kon voortzetten, en zelfs nog, toen, na het voorbijvaren van Kaap de Goede Hoop, het lek, ten gevolge van storm, steeds grooter werd, zoodat de schepelingen elk uur reeds twintig duimen water hadden. Rec., die van zeevaart geene bijzondere kennis heeft, meent echter zeer te moeten twijfelen, of de hier gegevene beschrijving wel juist zij; b v. bl. 2 wordt mede gezegd, dat de officieren gelast werden, slechts klein zeil te voeren, om het schip niet te sterk te doen werken; en daarop volgt