verzoek van vele van deszelfs leden nu in het licht worden gegeven. Maar in een gezelschap, hetwelk zich, blijkens den inhoud van dit boekje, met scherts pleegt te vermaken, kan dit aanzoek ook wel scherts geweest zijn. Wij gissen, dat de Schrijver zich door nog grooter spotvogels, dan hij zelf is, heeft laten verschalken. Al kan men zoo wat met jij en jou spelen, en er zoo hier en daar wat Joodsch-Duitsch tusschen strooijen, men is daarom nog geen arend fokke, simonsz. Al is het waarheid, dat fokke de voortbrengselen van zijnen geest in zulk een gewaad vertoonde; wanneer men het vernuft van fokke mist, wordt, hetgeen dezen aardig stond, laf en vervelend. In den trant is daarom nog niet in den geest van fokke. De medeleden van des Schrijvers gezelschap mogen hem nu zoo rondborstig niet gezegd hebben, dat dit met zijne verhandelingen het geval insgelijks is, wij kunnen dit zeer wel begrijpen; zij rookten hunne pijp, en dan is een Hollander al vrij geduldig. Daarenboven, de Schrijver had hun zelfs vergund, om, als zij zulks verkozen, onder zijne rede een uiltje te knappen. Het motto uit horatius, ofschoon door eene grove taal- of drukfout verminkt, doet ons vooronderstellen, dat deze Dichter aan den Schrijver bekend is. Wel nu, dan leze hij nog dertig regels verder, waar horatius middelmatige opstellen, indien geene burgerlijke belangen dezelve noodzakelijk maken, maar men slechts bedoelt door dezelve te vermaken, vergelijkt bij valsche muzijk, bedorven reukwerk en muffen honig, die allen vooral daarom onaangenaam zijn, dewijl er geene verontschuldiging kan bestaan, wanneer men iemand daarop wil vergasten, daar de maaltijd zonder deze dingen kan gehouden worden. Zoo ook kon het publiek dit boek zonder schade missen.