| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
De Apostelen en eerste Belijders van Jezus, of de Geschiedenis der Apostelen en hunne Brieven in zamenhang en opvolging van tijd, ter bevordering van een rein Christendom, grondigere Bijbelkennis en huisselijke Godsdienst, geschetst, door Karl Wilhelmi, Evangelisch-Protestantsch Predikant te Sinsheim. Gevolgd naar het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij ten Brink en de Vries. In gr. 8vo. X en 220 Bl. f 2-20.
De Handelingen, in zamenhang met de Brieven der Apostelen, zijn voor Christenen allergewigtigst. Het komt ons evenwel voor, dat die zamenhang onmogelijk is te vinden. Heeft het toch zoo vele moeite in, de vier Evangeliën, allen handelende over de leer en daden van onzen Heer in het Joodsche land, gedurende drie jaren, in zamenhang te brengen met elkander, zonder nog op eenige tijdrekenkundige zwarigheden acht te slaan, hoe zal men dan de Handelingen der Apostelen in verband kunnen brengen, ik zal niet zeggen met de schriften der overige Apostelen en der Evangelisten, maar slechts met de Brieven van paulus, het voorname onderwerp van lukas tweede boek? Naar wilhelmi, bl. 128, loopt dit boek over een tijdperk van omtrent 34 jaren, en beschrijft ook lukas (bl. 89) op verre na niet al de bijzonderheden van het leven en de reizen des werkzamen en ijverigen Apostels, zoo als dit uit 's mans Brieven bijna overal blijkt. Bij de Evangelisten vindt men de onderscheidene reizen des Heeren vermeld, zoodat bijna geen voorval wordt verhaald, waar niet van de eene of andere reis wordt gesproken. Integendeel wordt niets, dan in de redevoeringen van jezus, of in gesprekken van anderen, gemeld van hetgeen de Heer te Kapernaum,
| |
| |
Chorazin of Bethsaida zoo overvloedig verrigt heeft. In de Handelingen der Apostelen vindt men den onvermoeiden paulus op reis, maar, waar lukas als oorspronkelijk geschiedschrijver zich voordoet, alleen met vermelding van eenig feest te Jeruzalem. Als tijdmerken zijn die reizen des Apostels buitendien meestal ongeschikt. Het ergste bij het verklaren van die reizen is, dat men de scheepstermen uit het oog verliest, en somtijds daardoor het getal van 's mans reizen nutteloos vermeerdert. Zoo heeft onze Schrijver, bl. 61, 62, Hand. XVIII:22 eene reis van paulus naar Jeruzalem meenen te vinden, daar lukas, vs. 18, verhaalt, dat paulus naar Syrië van Korinthe uitgevaren is, en nu, vs. 22, zijne aankomst meldt te Caesarea, van waar hij, na de gemeente aldaar gegroet te hebben, scheep ging naar Antiochië, en zijne aldus voorgenomene reis volbragt. Zulk een misverstand, want dit blijkt het te zijn, omtrent ἀναβὰς, plaats grijpende, maakt de overeenstemming van 's Apostels verhaal, Gal. II, onmogelijk, en slaat op eens den bodem in van alle naauwkeurige tijdrekening.
Doch, om niet alle zwarigheden op te noemen, zeggen wij nog alleen dit, dat men eerst den vorm, en daaruit zoo veel mogelijk het doel van de Handelingen moet nagaan, eer men aan eenige overeenstemming met de Brieven kan denken. Alsdan zal nader blijken, dat die verlangde overeenstemming onmogelijk kan worden tot stand gebragt. Door de Handelingen meer als geschiedenis, dan wel, gelijk het behoort, als geschiedkundig betoog, en nog meer bepaald ten behoeve van eenen theophilus, te behandelen, moet men wel eene tweede gevangenschap des Apostels te Rome aannemen, voor welke de Schrijver zoo min, als iemand der ouderen of nieuweren, eenig doorslaand bewijs levert. Want de dogmatische behooren niet voor de regtbank der gezonde kritick. Hierdoor staan dus vele Brieven van paulus, om nu van die der overigen niet te spreken, buiten verband der geschiedenis in de Handelingen; en wie die allen brengt tot eene tweede gevangenis van dien grooten
| |
| |
man, wekt zwarigheden op tegen de echtheid dier Brieven, op het eigen oogenblik, dat hij dezelve meent in bescherming te nemen.
Deze aanmerkingen, door het Voorberigt van den Schrijver veroorzaakt, mogen hier eene plaats vinden, om aan te wijzen, dat het onderzoek nog niet overbodig is, of, en dan in hoe verre, de Handelingen der Apostelen met de Brieven van paulus (want van die der overige Apostelen kan hier de vraag niet zijn) in eenig verband kunnen gebragt worden.
De Schrijver heeft naar dit plan niet gewerkt. Hij verklaart ten minste (bl. VI): ‘dat dit zijn werk bestemd is, niet zoo zeer voor geleerden, als wel voor elk beschaafd en redelijk denkend Christen, voor de eigenlijke kern van het Christendom, voor menschen, die niet alleen naar een diep gevoel, maar ook naar licht en waarheid in alle godsdienstige zaken streven, en gaarne zelve de Heilige Schriften onderzoeken.’ - Zijn werk geeft hij op, als de wezenlijkste uitkomsten zijner navorsching, waarmede hij, als Leeraar van den Christelijken Godsdienst, zich dikwijls, zoo om den wil van zichzelven, als om dien van anderen, heeft bezig gehouden. ‘Ik houde mij,’ dus vervolgt hij, ‘geheel aan dezelve (de H. Schriften), en ontwikkel in de eerste plaats in drie boeken, waarvan het derde veel grooter is dan de beide andere, den ganschen oorsprong van den eersten Christelijken geest en leven, door leer, wonderen, reizen en brieven der Apostelen, en voeg er dan in een vierde boek nog eenige aanmerkingen bij over den geest van het Christendom, over het leven van deszelfs belijders, en over de middelen om beide te bevorderen.’ Dit vierde boek beslaat de laatste bladzijden 193-220. Bij de drie eerste boeken zullen wij ons nu het liefst alleen bepalen.
Het eerste boek, bl. 1-12, beschrijft de eerste Christelijke gemeente te Jeruzalem, als eene gemeente, door hartelijkheid en eensgezindheid innig verbonden. De prediking der Apostelen werd door Sadduceërs het meeste
| |
| |
gadegeslagen. Regt goed; maar de Farizeërs bleven toch ook dezelfde. Als getuigen van 's Heilands opstanding hinderden de Apostelen de eersten het meest, omdat zij door den vermeerderden toeloop der gemeente voor zichzelven vreesden. De toespraak van gamaliël, die eenen saulus geene gematigdheid tegen het Christendom inboezemde, was, dunkt ons, slechts een staatkundige trek tegen Sadduceeuwschen invloed.
Het tweede boek handelt over de gemeenten in het overige gedeelte van Palestina en in het naburig Fenicië en Syrië, bl. 13-28. Alles wordt hier uit de vervolging der gemeente, welke met den moord van stefanus begon, afgeleid. Men vindt hier ook de toebrenging van saulus tot het Christendom. De zending van den Apostel petrus tot cornelius te Caesarea behoort evenwel hier niet, daar volgens lukas, die in het begin van zijn boek met de vermelding van het goede gevolg voor de zaak des Evangelies bijna elk berigt sluit, H. IX:42 het voorgaande berigt eindigt, en vs. 43 en vervolgens de prediking des Evangelies vermeld wordt onder Heidenen, en wel het eerst door petrus; zoodat hieruit duidelijk bleek, vooral aan theophilus, dat paulus, ook zonder de Synagoge aan Heidenen predikende, met den Apostel der besnijdenis, petrus, in volkomene overeenstemming handelde. Zoo veel hangt af van naauwkeurige opmerking op den vorm der Handelingen. Doch, hierover nu meer te zeggen, verbiedt ons de aard van dit Tijdschrift. Het is vrij onwaarschijnlijk, zoo niet openlijk valsch, dat markus reeds toen, en wel voor de Christenen uit de Joden in Palestina, zijn Evangelie geschreven heeft, bl. 28.
Het derde boek vult de bladzijden 29-192, en heeft tot opschrift: Uitbreiding van het Evangelie over het overig gedeelte der toen bekende aarde. Het is gesplitst in de volgende hoofdstukken: I. De eerste Apostolische reis van paulus met barnabas en markus. II. De eerste Christelijke Kerkvergadering (Synode) te Jeruzalem gehouden. Of er eenige verkoeling tusschen
| |
| |
paulus en barnabas bestond, blijkt nergens. Hun verschil bestond in te groote genegenheid van den eenen voor zijnen bloedverwant, en bij den anderen in ijver en trouw bij het stipt vervullen der Apostolische bediening. Een oogenblikkelijk of ook langduriger verschil omtrent één punt heeft bij mannen, als paulus en barnabas waren, geene verkoeling ten gevolge. III. De tweede Apostolische reis van paulus met silas, en de Brieven aan de Thessalonicensen. IV. De derde Apostolische reis van paulus, benevens zijne Brieven aan de Galatiërs, Korinthiërs en Romeinen. De leer van joannes den Dooper verschilde niet met die van jezus, dan in zoo verre hetgeen de eerste als belofte voorstelde door den anderen als wezenlijk vervuld aangekondigd werd. De reden, waarom apollos Korinthe bezocht en Efeze verliet, lag dus niet in de vrees, om vroegere prediking te herroepen, maar welligt alleen in 's mans welsprekendheid, van welke te Korinthe misschien meerdere vruchten dan te Efeze te wachten waren. V. De eerste gevangenis van paulus te Caesarea en te Rome, benevens de Brieven aan de Filippensen, Efeziërs, Kolossensen, en aan filemon. Over de eerste en tweede gevangenschap van paulus zeggen wij nu niets meer. Dat al die genoemde Brieven door paulus als een gevangen man geschreven zijn, blijkt uit derzelver inhoud duidelijk. Alleronwaarschijnlijkst is hetgeen wilhelmi zonder het minste bewijs zegt, bl. 128,
verg. bl. 119.: ‘Gedurende dezen tijd bleef lukas bij paulus te Rome, en schreef, gedurende dit lang verblijf, zijne Geschiedenis der Apostelen,’ (N.B. Geschiedenis der Apostelen! Het later geplaatste opschrift verandert aan den inhoud dezes boeks niets.) ‘gelijk hij zijn Evangelie te Caesarea had opgesteld, en wel voor denzelfden theophilus.’ Van waar heeft de Schrijver hieromtrent zulk een stellig berigt ontvangen? De beide boeken zullen wel, als hebbende hetzelfde doel, gelijktijdig door hem zijn geschreven. De verschillende in- | |
| |
leidingen van lukas tot de beide boeken bewijzen voor dit gevoelen volstrekt niets. De berigten mogen door den Evangelist gedurende dit verblijf des Apostels in Judea voor zijn Evangelie en de Handelingen zijn opgedaan. Dit is nog slechts gissing; want ook vroeger of later kon dit zijn geschied. Doch zelfs tijd en plaats te bepalen, waarin deze beide boeken geschreven zijn, is wel de kritiek zoo veel mogelijk overdrijven. VI. De verdere lotgevallen van paulus, benevens de Brieven aan titus en timotheus. Hetgeen die tweede gevangenschap moet aanwijzen, ontbreekt. Die drie Brieven staan dus ook hier zonder verband met 's mans geschiedenis. De Apostel leert ons duidelijk, dat lukas niet alles heeft opgeteekend, wat hij wist. Konden dus niet reeds vroeger, of nog beter later dan twee jaren na 's Apostels aankomst te Rome, deze Brieven geschreven zijn? Waarom neemt men eene tweede gevangenschap te baat, daar lukas niet verhaalt, dat paulus ontslagen is geworden, maar dat hij slechts op dien voet twee jaren gevangen zat? Theophilus wist nu waarschijnlijk het
overige, en daarom behoeft men geene dogmatizerende bewijzen voor eene latere gevangenschap, daar eene langere reeds voldoet. VII. De Brief aan de Hebreërs. VIII. De Brieven der Apostelen jacobus, petrus en judas. Daar lukas, bij uitsluiting der anderen, bijna alleen van petrus en paulus in de Handelingen gewaagt, bepaaldelijk om ook beider overeenstemming in leer aan te wijzen, (iets, dat door de tegenstanders van paulus ontkend werd) kunnen deze Brieven niet anders dan op zichzelven beschouwd worden. De beide Brieven van petrus maken hier geene uitzondering. Dit is ook het geval met De Openbaring, het Evangelie en de Brieven van joannes, welke wilhelmi nog in het IXde hoofdstuk behandelt.
De Vertaler heeft zich bediend van de vertaling van Prof. van der palm. Zijn werk schijnt eene navolging te zijn, zoo als dit op den titel gemeld wordt.
| |
| |
Minder Germanismen, meerder zuiverheid van taal, en minder souten tegen de spelling van eigennamen, zouden zijn werk beter hebben aanbevolen, indien namelijk voor ons Publiek dit geschrift even noodzakelijk was, als de Duitscher dit voor zijnen landaard geoordeeld heest. Eene en andere bijzonderheid, tegen welke iets met grond was in te brengen, hebben wij aangestipt, verreweg het grootste gedeelte van dien aard overgeslagen. Wij zouden wagenaar's Geschiedenis der Christelijke Kerk in de eerste Eeuw, al is dit boek wat oud, niet willen ruilen voor dit nieuwe, dat welligt lezers vindt, wien alleen het nieuwe bekoort. Wie in Nederland voor ongeleerden schrijst, toont toch zelf geleerd te zijn, wanneer het onderwerp ten minste, zoo als het onderhavige, dit vordert. Duitsch maaksel, maar zonder veel gehalte. Wien zulk werk gevalt, die kan zich van dit boek bedienen, bij gebrek aan iets beters. |
|