Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1829
(1829)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 146]
| |
Ontbreekt u kennis, wat verkreegt gij dan?
Verkreegt gij kennis, wat ontbreekt u dan?
medrash.
Uit het Engelsch, met Aanteekeningen. Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1828. In gr. 8vo. XVI en 359 Bl. f 2-90. De Schrijver van dit werk is een geleerd Israëliet, en in zijn Vaderland gunstig bekend; terwijl zijn beschaafde en verdraagzame toon, geheel dit werk door, ons achting voor hem moet inboezemen. In het Voorberigt (bl. III) geeft hurwitz te kennen, dat hij zijne verhalen, anekdoten, enz. verzameld heeft uit de geschriften der aloude Hebreers, die in de vijf eerste eeuwen na de verwoesting van Jeruzalem bloeiden, en bij de Geleerden bekend zijn onder de namen van den Talmud, de Medrashim, enz. Het is waar, reeds door sommige Joodsche Schrijvers zijn uit die werken uittreksels geleverd, maar in eene lage en bedorvene taal. Ook hebben eenige niet-Joodsche Schrijvers vertalingen gemaakt, maar met geen zuiver doel. De onderhavige verzameling is dus niet overbodig, van welke het hoofddoel en eindoogmerk zedelijk onderrigt is. ‘Om hetzelve echter zoo onderhoudend te maken als het (gelijk men hoopt, dat het bevonden zal worden) leerzaam is, zijn er sommige geestige gezegden en verhalen van eenigzins min deftigen aard bijgevoegd.’ De Heer hurwitz heeft zich, bij het vertalen, gehouden aan het bekende gezegde: Non verbum pro verbo necesse habui reddere, en dit was bij dit zijn werk hoognoodig. Dit geschrift behelst vertellingen, geestige gezegden, spreuken en spreekwoorden, allen der overdenking waardig, ook van zulken, die geene Joden zijn. Voor den opmerkzamen ligt hier meer wezenlijks te ontdekken, dan in de duizend-en-één stukken van den dag, die men doorvliegt, om ze te vergeten, dat bij sommige nog het beste is. Doch, behalve dat, stemmen wij den Vertaler toe, dat een geschrift als dit belangrijk is, als bijdrage tot regte waardering van de letterkunde en denkwijze des merkwaardigsten volks. En dit geschrift verdient te meerdere belangstelling, hoe meer blijkt, dat toenemend licht zich over dat volk verspreidt, en van lieverlede zegepraalt over verjaarde voorootdeelen. Och waren zij allen Profeten! mogt hurwitz wel wenschen; doch dit is nog niet geheel en al dus gesteld. Doch wij hopen en wenschen, dat dit, ook om der Israëlieten wil, spoedig gebeure. | |
[pagina 147]
| |
In de Nederduitsche vertaling volgt, zoo als in het Engelsch voorafging, Verhandeling, over de nog bestaande voortbrengsels der Hebreeuwsche Wijzen, na het tijdperk der Makkabeën; en over het karakter en de verdiensten der aloude ongewijde Hebreeuwsche Letterkunde in het algemeen, bl. 183-261, gevolgd door Aanmerkingen van den Vertaler, bl. 262-359. De Heer hurwitz verklaart in die Verhandeling veel van de Rabbijnsche geleerdheid vernuftig, en verdedigt die wijsheid nu en dan, even als bossuet andere menschelijke overleveringen. Doch de Vertaler wijst dit dan ook voldoende aan. Wij verheugen ons over de verschijning van dit werk in onze taal, en zullen dit nog meer doen, indien het in die handen komt, voor welke het door hurwitz in de eerste plaats bestemd is. Maar, zullen Israeliëten dit werk aannemen, met die Christelijke aanteekeningen? Non eredo. |
|