besluit de Redenaar dit eerste gedeelte met den onbezweken ijver en standvas igheid der Leden te roemen, en spreekt daarbij de Heeren c.e. vaillant en c. van vollenhoven aan, die beide bij de oprigting der Maatschappij tegenwoordig waren, en nu ook de viering van het vijftigjarig bestaan bijwoonden; voorzeker eene opmerkingwaardige bijzonderheid, waarvan een bekwaam Redenaar veel partij had kunnen trekken.
De gevoelens en gezindheden, welke deze plegtigheid bij de feestgenooten moest opwekken, maken het onderwerp uit van het tweede deel dezer Redevoering. Op de laatste vijfentwintig jaren terugziende, moet natuurlijk dankbaarheid zich aan eene gepaste vreugde paren; en wij stemmen hier volkomen met den Spreker in, hoewel wij bij het lezen der beweeggronden, hiertoe door hem aangevoerd, onze ernstige stemming niet konden behouden. Het volgende moge hiervan ten bewijze verstrekken: Denkt eens, geachte Toehoorders! na op de tijden, die wij doorleefd, neen, die wij doorgeworsteld hebben, en gij zult bekennen moeten: hoe is het mogelijk, dat gij nog tot op dezen dag bestaat en werkt! maar wij wijzen u de kracht des Almagtigen, door wien onze kas bewaard bleef, wij moeds genoeg verkregen om te werken, en die onzen geweldigen Overheerscher in zijne plannen en ontwerpen verijdelde, hem tot de eenzaamheid verdrijven liet, ten einde hem tijd te geven tot nadenken en berouw over alle de gruwelen door hem verrigt. De instandhouding van de kas der Nederlandsche Huishoudelijke Maatschappij in ééne zinsnede vereenigd en in verband gebragt met napoleon's val en verbanning naar St. Helena, is zulk eene stoute vlugt van gedachten, dat wij daarbij duizelig werden. - Bij die dankbare vreugde wil de Redenaar, dat men het vertrouwen zal voegen; en er bestaat voorzeker geen twijfel, of deze Maatschappij zal blijven bestaan, bijaldien de wensch des Sprekers worde vervuld, niet alleen, dat er nog meer Leden zullen aankomen, of dat verscheidene menschen zullen worden Donateurs of Donatrices, enz. maar dat niemand zich zal gelieven te onthouden om deel te nemen in het lot van eene
Maatschappij, die voor vijf Guldens vijfentwintig Cents 's jaars het verstand, de nijverheid en de bekwaamheid van ieder een oproept.
Uit deze medegedeelde proeven zullen onze Lezers eenigzins over den inhoud en vorm dezer Redevoering kunnen oordeelen, achter welke de Verzen, door de Heeren v. loos-