Herinnering aan Wattier Ziesenis, door M. Westerman. Met het Portret. Te Amsterdam, bij M. Westerman. 1827. In gr. 8vo. 49 Bl. f 1-50.
Op twee verschillende wijzen heeft de verdienstelijke westerman eene waardige hulde aan zijne onvergelijkelijke Kunstgenoote willen toebrengen; eerstelijk door een Dichtstuk met koren, hetwelk tot eene plegtige viering van hare uitvaart op den Amsterdamschen Schouwburg is ten tooneele gevoerd; en ten tweede door eene Lofrede op haar, uitgesproken in het Genootschap voor uiterlijke Welsprekendheid, van hetwelk zijzelve het grootste sieraad was. Beide deze stukken, van welke de Redevoering in ons oog eene hoogere waarde bezit dan het Gedicht, voegde hij te zamen in deze Herinnering, daarenboven opgeluisterd door een heerlijk Portret van de grootste Kunstenares, welke Nederland immer bezeten heeft. Zij kan dus niet anders dan een aangenaam geschenk zijn voor de talrijke bewonderaars dier zeldzame Vrouw, bij welke de kunst als 't ware instinkt was, door de zorgvuldigste kweeking en langdurigste oefening tot de heerlijkste begaafdheid veredeld, en die, volgens de gelukkige uitdrukking van westerman, door de toonen harer stem zich voor eenen blinde zigtbaar maakte, en door hare gelaatstrekken en gebaren eenen doove deed verstaan, wat zij sprak.