Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1827
(1827)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 740]
| |
Aanspraak van scanando, Opperhoofd der Oneida's.Ga naar voetnoot(*)Mijne krijgslieden en mijne kinderen, hoort! - Het is wreed, het is zeer wreed. Een zware last ligt op mijn hart; het is zeer ziek. Dit is een donkere dag. De wolken hangen zwart en zwaar over het volk der Oneida's; een sterke arm drukt zwaar op ons, en onze harten stenen daaronder. Onze vuren zijn uitgedoofd, en onze bedden zijn van onder ons weggenomen. De graven onzer voorvaderen zijn vernietigd, en hunne kinderen zijn verdreven geworden. De Almagtige is vertoornd op ons, want wij zijn zeer goddeloos geweest; daarom ondersteunt zijn arm ons niet. - Waar zijn de opperhoofden van de opgaande zon?Ga naar voetnoot(†) Thans steken blanke opperhoofden de vuren aan, die voorheen de hunne waren. Daar slaapt geen Indiaan, dan die in hunne graven slapen. Mijn huis zal weldra aan het hunne gelijk zijn; weldra zal een blank opperhoofd hier dit vuur aansteken. Uw scanando zal welhaast niet meer zijn, en zijn dorp niet meer een dorp van Indianen. De boodschap, die in den laatsten nacht door onze lieden van Albany gebragt werd, maakte dezen dag tot een' droevigen dag voor Oneida. De harten van alle onze kinderen zijn ziek, en onze oogen regenen, gelijk de zwarte wolk, die op de boomtoppen der wildernis loeit. Lang riep de sterke stem van scanando: Kinderen, zijt op uwe hoede, zijt wijs, zijt opregt! - Zijne voeten waren toen gelijk die van een hert, en zijn arm gelijk die van eenen beer. Thans kan hij slechts eenige weinige woorden uitjammeren, en dan moet hij zwijgen, en zijne stem zal weldra niet meer in Oneida gehoord worden. Maar zekerlijk zal hij langen tijd in het geheugen | |
[pagina 741]
| |
zijner kinderen zijn, en in dat der blanke menschen is scanando's naam overgegaan, en zal niet sterven. Hij heeft vele woorden gesproken, om zijnen kinderen den regten weg te doen bewandelen; lang heeft hij gezegd: Drinkt geen sterk water; want het maakt u muizen voor de blanke menschen, die katten zijn. Menigen maaltijd hebben zij van u gegeten. Hun mond is een valstrik, en hun weg gelijk aan dien der vossen. Hunne lippen zijn zoet, maar hun hart is boosaardig. Nogtans zijn er goede Blanken en goede Indianen. Ik bemin alle goede menschen; en jezus, dien ik liefheb, ziet alles. Zijn groote dag zal komen; hij zal alles weder regt maken; hij zal zeggen tot bedriegende Blanken en drinkende Indianen: Gaat weg, gaat weg! gaat, gaat, gaat! - Voorzeker, mijne kinderen, hij zal hen wegdrijven. In dien dag zal ik mij verheugen. Maar ach! groote droefheid is in mijn hart; want vele mijner kinderen treuren. De groote jezus heeft toegezien, den geheelen tijd, toen de Blanken ons bedrogen, en het zal in zijn geheugen blijven; hij zal het alles weder regt maken. Lang heb ik zijne goede woorden geloofd, en zoo lang ik leef, zal ik tot hem bidden. Hij is mijn goede Zaligmaker; mijne blinde oogen zal hij openen.Ga naar voetnoot(*) Ik zal hem zien. Kinderen, zijn weg is een goede weg. Hoort, mijne kinderen! wanneer dit nieuws in het raadhuis tegen de ondergaande zonGa naar voetnoot(†) vernomen wordt, en de opperhoosden der zes natiën het hooren, en zij naar den raad bij het groote meer, tegen de ondergaande zon, zenden, en uitroepen: ‘Maakt bogen en pijlen gereed; scherpt de tomahawkGa naar voetnoot(‡); begraaft den ketting van vriendschap met de Blanken in den grond, en, krijgsman, dood hen, dood hen!’ - het groote opperhoofd tegen de ondergaande zon zal geenen uit de zes natiën dooden, die in zijn land trekken, omdat zij eenen ketting van vriendschap met de Blanken hebben; en hij zegt, dat de Blanken ons goddeloos gemaakt hebben, gelijk zij zelve zijn, en dat wij ons land aan hen verkocht hebben. Wij hebben het verkocht: wij zijn bedrogen geworden; en mijne boodschappers zullen ware woorden spreken in het groote raadhuis tegen de ondergaande | |
[pagina 742]
| |
zon, en zeggen: ‘Begraaft nogtans de tomahawk; Oneida's moeten kinderen des vredes zijn.’ Kinderen! Sommigen hebben gezegd, dat uwe opperhoofden papieren der blanke menschen onderteekenden, waardoor onze vuren verkocht werden. Uwe opperhoofden onderteekenden geene papieren; eerder zouden zij zich door de tomahawk dooden laten. Wij weten, dat een van onze lieden door de blanke menschen is afgehuurd geworden om dit onder ons volk te verspreiden, en hij zal u dit nu zelf zeggen. Papieren zijn booze dingen; neemt u in acht, onderteekent geene, dan die onze leeraar ons voorleest. Hij is opregt. Gij ziet nu zijne tranen gelijk de onze vloeijen. Vader! gij zijt onze leeraar;Ga naar voetnoot(*) droog uwe tranen af. Wij weten, dat, indien uw arm konde, dezelve ons zoude helpen. Wij weten, dat slechte menschen, om onzentwille, kwaad van u spreken. Gij lijdt met ons. Maar gij zijt jezus' dienaar, en hij zal u niet minder beminnen, omdat gij Indianen liefhebt. Kinderen! Onze twee boodschappers zullen gaan, en onze droefenis overbrengen naar het groote raadsvuur tegen de ondergaande zon. Spoedt u, mijne kinderen, en brengt hun onze boodschap. Brengt onzen groet aan alle de opperhoofden, rondom het groote vuur verzameld. En moge jezus, de groote Zaligmaker, u behouden terugvoeren!
(Twee boodschappers vertrokken onmiddellijk naar Buffalo.) |
|