De pauselijke jager.
De tegenwoordige Paus, leo XII, is een beminnaar van de jagt, en heeft van zijne jeugd af aan voor dit vermaak eene hartstogtelijke genegenheid gekoesterd. Pius VI had denzelfden smaak, tot dezelfde hoogte gedreven. Met opgeschort kleed, den snaphaan in de hand, de weitasch op zijde, ging pius in de Cechignola het wild opjagen, hetwelk hij een' bestendigen oorlog had verklaard. Gaarne maakte hij kennis met jagers van erkende bekwaamheid in het vak. Vernemende, dat de Abt de genga, die mede dikwijls ter jagt ging, een verwonderlijk juist geoefend oog had, deed hij denzelven zich voorstellen op het jagtterrein zelve, en zeide tot hem op een' schertsenden toon: ‘Mijnheer de Abt, men zegt, dat gij even behendig eene lijster weet te treffen, als een Inquisiteur eenen vijand van den H. Stoel; ik ben zeer verlangend, getuige te zijn van deze uwe bekwaamheid.’ Eene zoo verpligtende uitdaging vorderde een vaardig antwoord, en de Abt deed den Paus niet lang op hetzelve wachten. Een vogeltje trok, toevallig, boven deszelfs hoofd voorbij, en, hoewel het arme dier met dit pleit der ijdelheid niets te maken had, mikte de Abt op hetzelve, en het viel onmiddellijk voor de voeten van den verbaasden Paus neder. Pius, verrukt van eene zoo schitterende verdienste, en van meening zijnde, dat waardigheden alleen dezelve konden beloonen, vergunde den Abt de genga den toegang in het Pauselijk Huis, en opende hem de poort der eere, hetwelk vervolgens aan leo XII den mijter heeft bezorgd.