Lage dunk des Franschmans van zijne hoogste letterkundige vereeniging.
‘Wat hebben wij, bid ik u, met elkander gemeen?’ zeide d'h... tot l....
‘Hoegenaamd niets inderdaad, Monseigneur!’ was het antwoord: ‘want gij zijt Akademist, en ik ben Letterkun dige.’