De mijnwerker en het besje.
(Eene echte Anekdote.)
In Hongarije had onlangs de navolgende gebeurtenis plaats:
Bij het openen eener gemeenschap tusschen twee mijnen ontdekte men het wél bewaard gebleven lijk eens mijnwerkers, naar oogenschijn 20 jaren oud, en wiens borst aan. duidde, dat hij het slagtoffer was geweest van een dier ongelukken, maar al te veelvuldig bij onderaardsche uitbarstingen. Het ligchaam had niets verloren van deszelfs lenig- en buigzaamheid. Men schreef zulks toe aan de werking van het vitrioolaardig mijnwater. Aan de lucht blootgesteld zijnde, werd het lijk stijf; maar het gelaat en deszelfs trekken ondergingen geene verandering. Niemand herkende het lijk; dezulken, wien nog eene flaauwe herinnering van het ongeval, 't welk hetzelve in de ingewanden der aarde begroef, was bijgebleven, meenden, dat meer dan eene halve eeuw over hetzelve was voorbijgegaan. Geene verdere nasporingen werden alzoo in het werk gesteld, en men maakte toebereidsels, om het ligchaam op de gewone wijze te begraven, wanneer, op het gerucht der zake, eene oude, afgeleefde vrouw, welke, met behulp van krukken, de legerstede, waaraan de zwakheden des ouderdoms haar sinds verscheidene jaren gekluisterd hielden, was ontkropen, het kerkhof naderde. In weerwil der diepe rimpels, drukte haar gelaat nog zoo sterk de gemoedsbewegingen uit van vreugde en smart en angstige verwachting, welke haar bezielden, dat zij het voorkomen had van iemand, door eene ingeving gedreven, en wiens geestverheffing iets wonderdadigs had. Deze vrouw vestigde hare blikken onafgebroken op het zielloos ligchaam,