Ruwe, maar welgemeende trek van demoed van Frederik Willem I van Pruissen.
De Koning was gewoon, nadat hij ontkleed was om te bedde te gaan, zich door zijnen Kamerdienaar een avondgebed te doen voorlezen, waarbij hij met groote aandacht luisterde. Op zekeren tijd, dat een pas aangenomen Dienaar voor de eerste maal dat gebed voorlas, meende hij het aan den eerbied voor zijnen Heer verschuldigd te zijn, de woorden: ‘De Heer zegene u!’ zoo als die daar stonden, in dezervoege te veranderen: ‘De Heer zegene uwe Koninklijke Majesteit!’ - ‘Wat leest gij daar?’ riep de Koning De arme man ontstelde, en, daar hij dacht, den Vorst, door