Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1826(1826)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de jeugd. Lied. De een niet oost en de andre west, Lieve meisjes, wakkre knapen! Vrolijk, voor elkaâr geschapen, Zijt ge ook bij elkander 't best. Lachjes spelen, Lustjes streelen In des levens schoonen tuin, Waar der maagden roosjes bloeijen, En reeds, met een tint van bruin, 's Jonglings volle wangen gloeijen. Ja, daar woont de zoete vreugd, Zijn die lieve bloempjes veilig, Is de lagchende onschuld heilig, 't Kiesche een stempel van de deugd. [pagina 288] [p. 288] Malsche toonen Van de schoonen Treffen beide, hart en oor; 's Jonglings hand grijpt in de snaren, En verruklijk is het koor, Waar zich stem en speeltuig paren. Sneller stroomt het jeugdig bloed, Door den reinen lust gedreven; En, bij 't hoog genot van 't leven, Trippelt, als van zelv', de voet. Reeds zijn de oogen Rondgevlogen Om een liefje voor den dans; Handen worden nu geboden; Ieder blijke is vreugdes glans, Die u tot den pret komt nooden. Zoete boert wekt dan den lach, Door ter sluips in 't hart te lezen: Maar geen stekel moet het wezen, Daar zij nimmer grieven mag. 't Bloemenstrooijen, Door 't ontplooijen. Rijk vernuft! der breede schacht, Doet steeds nieuwe geuren rieken: Ieder zegent, wat ge bragt; Want gij wondt niet met uw wieken. Dikwerf schuilt de kleene guit, Die de harten doet ontbranden, In 't albast der zachte handen, Of kijkt loos het oogjen uit. 't Loerend wichtje Heeft een schichtje, Dat de schalkert dartlend schiet. Lieve meisjes! moogt ge ook blozen, Vloekt den viuggen stoutert niet: Hij vangt bijen voor uw rozen. De een niet oost en de andre west, Lieve meisjes, wakkre knapen! Vrolijk, voor elkaâr geschapen, Zijs ge ook bij elkander 't best, [pagina 289] [p. 289] Komt, daar wacht u, Ja, daar lacht u 't Bloempjen aan, vol honigschat. Dor is u, gescheiden, de aarde; Maar bijeen op vreügdes pad, Dan eerst heeft het leven waarde. h. van loghem. Vorige Volgende