De vriend nam den voorslag aan, onder beding, dat hij ten vier ure weder in Parijs moest zijn. Zij kwamen te Versailles; maar de postiljon reed door, zonder te pleisteren. ‘Wat zal dat?’ riep de vriend verwonderd. ‘Wees gerust; wij rijden naar ***, (terwijl hij eene plaats, tien uren verder gelegen, noemde) waar ik bij een' vriend ga eten. Ga maar mede; gij zult zien, dat gij welkom zijt.’ Nu begon zijn reisgezel heftig uit te varen. ‘Lieve vriend,’ vervolgde bougainville zeer bedaard, ‘vandaag eten wij daar, en vervolgens zetten wij onze reis voort. Ik heb bezigheden te Brest; gij moet mede.’ Vergramd over den trek, dien hem bougainville speelde, ging hij aan als een bezetene. Zonder verschooning en kleederen, behalve die, welke hij aan het lijf had, eene reis naar Brest te aanvaarden!.... Bougainville deed zijn best om hem tot bedaren te brengen, hem de helft zijner garderobe aanbiedende. Ten laatste schikte zich de vriend naar de noodwendigheid, en liet zich tevreden stellen. Zij kwamen te Brest. ‘Hier ligt,’ sprak bougainville, ‘een schip van mij op de reede; laat ons eens even aan boord gaan.’ De argelooze reisgenoot ging mede. Toen nu het schip de ankers ligtte, zeide de scheepsvoogd: ‘Ik ben voornemens eene reis rondom de wereld te doen; gij gaat mede; ik zal voor uw gemak en de voldoening aan alle uwe wenschen zorgen.’ Wat zou hij doen? Het stond niet in zijne magt, het aanzoek af te slaan, en zijne ochtendwandeling verlengde zich tot eene Reis rondom de Wereld!