Verloskundige Aanmerkingen, door Izaäk de Koning, Stads Med. Dr., mitsgaders Heel- en Vroedmeester te Zaltbommel, enz. Met eene Plaat. Te Zaltbommel, bij J. Noman. In gr. 8vo. Behalve de Voorrede, 86 bl. f 1-25.
Deze Verloskundige Aanmerkingen zijn van gemengden en zeer verschillenden inhoud. In de eerste worden de pligten des Verloskundigen opgegeven. De stijl en de aanvang vooral heeft iets gezwollens, 't welk niet zoo geheel strookt met het onderwerp; somtijds is dezelve onverstaanbaar. ‘De pligten van eenen Verloskunstoefenaar,’ dus leest men bl. 3, ‘strekken zich niet alleen tot een bloot verloskundig handwerk uit, maar tot eene dogmatische omperking, welker grenzen bij geene mogelijkheid te bepalen zijn.’ Eene dogmatische omperking, waarvan de grenzen niet te bepalen zijn? Recensent betuigt aan deze klanken geen' redelijken zin te kunnen geven.
De tweede Aanmerking handelt over de verdeeling der Verlossingen. Zij worden door den Schrijver onderscheiden, I. in die, welke door de krachten der natuur alleen kunnen geschieden; II. diegene, welke met de hand moeten volbragt worden; III. dezulke, welke door eenig niet snijdend werktuig moeten voleindigd worden, en IV. de zoodanige, welke door scherpe of snijdende werktuigen moeten volbragt worden. Deze verdeeling zou dàn aannemelijk zijn, als de Verloskunde tot haren hoogsten trap van volkomenheid gebragt ware. Nu kan zij tot grove dwalingen vervoeren, en het is verkieslijker, de eenvoudige verdeeling