| |
Consultatieve Memorie, betrekkelijk een godsdienstig en staatkundig Systema, strekkende tot omverwerping van Godsdienst, Maatschappij en Troon, door den Graaf De Montlosier. Te Delft bij de Wed. J. Allart. 1826. In gr. 8vo. XII en 272 bl. f 2-50.
Onder de menigvuldige worstelingen in het staatkundige en godsdienstige, welke onzen tijd zoo bijzonder kenschetsen, verdient de worsteling der Jezuiten tegen alles, wat verlichting, godsdienstige verdraagzaamheid en vrijheid mag heeten, eene zeer gewigtige plaats. Men dacht, dat deze Orde, die reeds door de Fransche Parlementen in de laatste jaren der zestiende Eeuw, en door de onverbiddelijke hand van pascal in de zeventiende, zoo zeer in hare naaktheid was ten toon gesteld, zich althans in de negentiende Eeuw, nadat een uitmuntende Paus ganganelli haar afgeschaft had, niet weder zou hebben kunnen herstellen. Men heeft zich echter bedrogen. De Orde is hersteld, en zij werkt - werkt met eene vernieuwde, dubbele kracht, alsof zij de jaren, die door hare afschaffing voor haar onvruchtbaar waren verstreken, weder inhalen wilde. Reeds verspreidt zij haar vergif in het Roomsche Zwitserland. In Spanje, waaruit, ten tijde der Constitutie, geheele scheepsladingen
| |
| |
Jezuiten gebannen werden, hebben zij zich, sedert de nieuwe rampen van dat Koningrijk, op nieuw gevestigd. Maar hunne grootste hoop schijnt op Frankrijk gegrond. Hier, waar door hunne listen en lagen reeds een hendrik III en hend rik IV vermoord zijn, hier is hun invloed het sterkst. Wij ontmoeten gedurig in de nieuwspapieren bewijzen van den invloed dier Orde op het Ministerie, hetwelk haar in het eerst als hulptroepen tegen de Liberalen, of vrienden der wettige, constitutionele orde van zaken, gebruikte, tot dat de Jezuiten zelve hunne beschermheeren over het hoofd dreigden te groeijen, die dezelve thans wel misschien zouden willen, maar niet kunnen verwijderen, en al bevend hun bestaan erkennen. Maar het zijn niet enkel de Jezuiten, het zijn ook de (gelijk men dacht) verouderde stellingen van het onbepaalde gezag des Hofs van Rome, zelfs in tijdelijke zaken, het Ultramontanismus genoemd, die tegenwoordig in Frankrijk bij een gedeelte der Geestelijkheid veld winnen, en, gelijk zoo vele stellingen uit de Middeleeuwen, welke men voor vernietigd hield, tot schrik van elken vriend der vorderingen van het Menschdom, herleven. De geheele Roomsche Geestelijkheid, althans het meerendeel derzelve, matigt zich tevens een verschrikkelijk gezag aan, hetwelk den Burgerstand zoo wel, als den Adel, weder, gelijk vóór zes Eeuwen, dreigt te verslinden, en naar ziel en ligchaam in slavernij te dompelen. De gezamenlijke werking dezer ligchamen schijnt als in een brandpunt vereenigd te worden in een geheimzinnig besturend Genootschap, hetwelk den naam der Congregatie voert.
Zulk eene vereeniging tot herstelling van het Rijk der Duisternis moest de aandacht der vrienden van het oude zoo wel, als die van het nieuwe, tot zich trekken. Want ook Frankrijks vroegere Koningen hadden lang moeten worstelen tegen de geestelijke zucht tot Alleenheerschappij, en men kent den strijd der Fransche Koningen philips I, philips III, hendrik IV, en zelfs van lodewijk XIV, tegen de aanmatigingen der Paussen. Het is dus geenszins te verwonderen, dat ook een
| |
| |
welmeenend en hartelijk Koningsgezinde van den ouden stempel, de Graaf de montlosier, zich in dit opzigt bij de zoogenoemde Liberalen voegt, om het veelhoofdige Monster, dat Frankrijk zoo wel, als de tijdelijke magt zijner Koningen, dreigt, te bestrijden. Hij rigt zijn stuk in als eene regtsgeleerde Memorie, geschikt om tot grondslag eener regterlijke aanklagt tegen de bovengenoemde Genootschappen te strekken, die sedert ook, zoo als wij onlangs vernamen, werkelijk plaats heeft gehad.
De inrigting van het boekje is de volgende. Eerst wordt er over de reeds genoemde Congregatie, dan over de Jezuiten, het Ultramontanismus, en den geest van aanmatiging bij de Priesters gehandeld. Onder deze daadzaken hebben ons de volgende bijzonder getroffen. Reeds in 1663 erkende de Godgeleerde Faculteit der Hoogeschool van Parijs, of de zoogenaamde Sorbonne, alle de stellingen, die sedert als hoofdgronden der Gallicaansche Kerk en harer vrijheden tegen het Hof van Rome erkend zijn. Deze gronden werden in de Nationale Synode van 1682 door de Fransche Bisschoppen algemeen aangenomen, en als beginselen der Gallicaansche Kerk vastgesteld. Maar lodewijk XIV, in zijnen ouderdom door eene schijnheilige bijzit (maintenon) en door eenen Jezuitschen biechtvader (P. la chaise) geregeerd, schrijft den Paus eenen brief van onderwerping, en belooft van de gemelde verklaring, en daarmede van de vrijheid der Kerke, de handen te zullen aftrekken. Doch onder lodewijk XV doet de Regering weder alle hare regten gelden, en vernietigt in Frankrijk de Jezuiten-orde, in weerwil van den toen regerenden Paus (clemens XIII.) De Omwenteling schijnt de Pauselijke magt geheel en al te zullen vernietigen; doch ziet! een Overweldiger, het kind dier Omwenteling, voelt zich inwendig geprangd door de zelfbewustheid zijner onwettigheid, en grijpt het finds Eeuwen afgesletene werktuig, den Paus, aan, om voor het minst eenen schijn van regtmatigheid aan zijne overweldiging bij te zetten. Hij laat
| |
| |
zich door hem kroonen, en een gebed voor de Consuls voorschrijven, in plaats van voor den Koning; erkennende dus, dat de Paus de magt heeft, om den Franschen voor te schrijven, voor wien zij al of niet moeten bidden, dat is: wien zij al of niet moeten gehoorzamen. Napoleon was echter verre verwijderd van in de praktijk eene magt te erkennen, welke hij in een oogenblik van verlegenheid huldigde. De Paus had nooit zoo weinig invloed in Frankrijk, als onder de Regering van den door hem gekroonden Overheerscher. Daarentegen kropen de bourbons, reeds van den aanvang hunner herstelde Regering, voor den Roomschen Opperpriester, en duldden lijdelijk de verbreiding van stellingen, zoo honend voor het tijdelijke gezag, als onrustbarend voor het regerende Huis, hetwelk zich had behooren te herinneren, dat de Heilige Vader deszelfs Regten aan zijne veiligheid opgeofferd, en, ten trots der zoogenaamde legitimiteit, een' soldaat van fortuin tot Keizer gekroond had. Maar dit is het niet alles. De Priesters zijn niet enkel heerschzuchtig en gevaarlijk ten behoeve van hun buitenlandsch Opperhoofd; zij zijn het ook voor zichzelve. Hun gildegeest (esprit de corps) roept meermalen te hunnen behoeve het tijdelijke zwaard in. Dit deden zij niet enkel in duistere Eeuwen; maar zelfs de groote, onverdraagzame en vervolgzieke bossuet leert, dat de Kerk zich van de Koningen en Keizers bedienen kan; dat hunne magt de Bisschoppen ondersteunen moet; dat het Koninklijke zwaard zich met het Geestelijke moet vereenigen; dat gestrenge kastijdingen, waarin de Koninklijke magt de Kerk nooit verzaken zal, aan de menschen moeten leeren, dat de woorden der Bisschoppen die van jezus
christus zijn!!! Welk eene gruwelijke, antichristelijke leer! Het is waar, de tegenwoordige Fransche Geestelijkheid durft nog niet zoo regtstreeks van vervolging der andersdenkenden spreken; maar zij wendt het over een' anderen boeg. Eerst zoekt zij hare oude magt, haren gewezen' invloed, en hare rijke, onafhankelijke grondbezittingen terug te bekomen, om, aldus boven menschelijke behoef- | |
| |
ten en afhankelijkheid van het Ministerie verheven, hunne banbliksems uit die hoogte veilig te kunnen slingeren. De doortrapte frayssinous, Bisschop van Hermopolis, wil hier echter langzaam en met beleid te werk gaan; maar driftigen, gelijk le mennais, misschien meer ter goeder trouwe, hoewel erger dweepers, verlangen, de zaak, zonder opzigt op de omstandigheden, door te zetten.
Na aldus de daadzaken te hebben voorgesteld, waaruit het bestaan des gevaars blijkt, gaat de Schrijver tot de uiteenzetting dier gevaren zelve over. Hij toont aan, dat eene Congregatie, reeds uit 48,000 leden bestaande, eene Orde als die der Jezuiten, zoo bevlekt met het bloed der Koningen, door haar vermoord, eene leer, welke nevens den Koning nog eenen uitheemschen Priester, als vertegenwoordiger der Godheid, op den troon zet, en eene Priesterschap, die niets dan vervolging ademt, en dezelve zekerlijk, zoodra zij slechts de magt in handen heeft, zal te werk stellen, - dat zulk eene orde van zaken den Staat binnen kort met volslagene omkeering dreigt. Het opschrift der volgende Hoofdstukken is een weinig duister: Plan van verdediging voor het Systema, en wederlegging van hetzelve. Dit plan van verdediging, namelijk, (de bekende gronden, om het door de Omwenteling omverre geworpene te herstellen, bevattende) vult nog geene twee bladzijden, en de wederlegging niet veel minder dan honderd. Men kan niet ontkennen, dat dit gedeelte vrij gerekt is; dat veel van het daarin gezegde slechts in herhalingen bestaat, en dat de Godgeleerdheid van den Graaf, hoewel verscheidene goede, ja voortreffelijke aanmerkingen bevattende, over 't algemeen niet diep genoeg gaat. Zoo maakt de man b.v. eene onderscheiding tusschen het Christelijke en het vrome leven: tot het eerste rekent hij de gewone levenswijze der meeste Christenen; tot het tweede de meer bijzondere Godsdienstpligten, die het ernstige Christendom voorschrijft. Hij vindt dat Christelijke en dit vrome leven wezenlijk verschillend. Dit kan slechts uit eene miskenning van den geest des Christen- | |
| |
doms voortkomen, hetwelk een dienst van God in geest en waarheid is, aan alle menschen zonder onderscheid
voorgeschreven, en niet gebonden, noch aan uiterlijke kerkplegtigheden, noch aan zoogenaamde vrome bevindingen, die met werkdadige liefde tot God en den Naasten, met Evangelische deugd in geen verband staan, en maar al te dikwerf voedsel geven aan verdoeming van anderen, geheime zelfverheffing en geestelijken hoogmoed. Maar hoe gevaarlijk, en tevens hoe ongegrond, een' scheidsmuur, een wezenlijk onderscheid tusschen Christendom en vroomheid te stellen! Doch dit is minder aan onzen goeden Graaf, dan aan de misbruiken zijner Kerke te wijten, door hare Geestelijkheid voortgeplant, die, op de wijze der Pharizeërs, de menschen aan een ondragelijk juk van plegtigheden, onthoudingen en blinde onderwerping aan de Schriftgeleerden vastklinken. ‘Ik heb verscheidene steden waargenomen,’ zegt onze Schrijver, ‘ten tijde dat aldaar missiën waren. Zoodra de missie wordt aangekondigd, sluit men de schouwburgen; de vastendagen, de onthoudingen, de quatertempers, de vigiliën, de advent, de groote vaste worden gestrengelijk nagekomen, en niet slechts de voorgeschrevene kastijdingen, maar ook die bijzonder tot het vrome leven behooren, worden nu in zwang gebragt. De Priesters noemen dit Zedeleer. Deze houdt zich staande gedurende den tijd der missie, zelfs nog eenigen tijd daarna; allengs echter wordt dit alles nagelaten, en alsdan is de stad verloren; want, terwijl de zedeleer der Kerkgebruiken vervliegt met de ware Zedeleer, met welke men haar onvoorzigtig in verband heeft gesteld, blijft van beide niets overig.’ Den tegenwoordigen Koning van Frankrijk zegt onze Schrijver, wegens zijne blinde verkleefdheid aan de Geestelijkheid, zeer bittere waarheden, (bl. 201-218) die, hoewel op den eerbiedigsten toon uitgesproken, genoegzaam doen zien,
dat karel X zich door het blinde navolgen van zijne geestelijke zielzorgers een onbegrijpelijk nadeel doet.
| |
| |
Het slot, de middelen bevattende, om het Systema te bestrijden en tegen te gaan, is mede vrij gerekt, en voor Nederlandsche lezers min belangrijk, daar het veelal loopt over geschilpunten der oude Fransche wetgeving. De slotsom is deze: De geestelijke magt in Frankrijk, vooral de Congregatie en de Jezuiten, hebben eenen aanslag tegen de bestaande wetten, Regeringsvorm en de rust van Frankrijk gemaakt, dien men zamenzwering zou kunnen noemen, en zijn deswege in Regten aansprakelijk. Het publieke Ministerie heeft regt, hen deswege aan te klagen.
Ziet daar den hoofdzakelijken inhoud van dit merkwaardig geschrift. Nog eens: in den mond van eenen Roomschgezinde niet alleen, maar ook van eenen vriend der Koninklijke Regering en van den ouden Regeringsvorm, is deze taal vooral ten hoogste gewigtig. Zij doet zien, hoezeer de Jezuiten, de Congregatie, de invloed der Priesters en van den Paus op tijdelijke zaken, kortom alles, wat men gewoon is paperij te noemen, in Frankrijk gehaat is. Zouden de Heer de villèle en zijne ambtgenooten dan volstrekt de ondervinding niet willen of kunnen raadplegen? Zouden zij de Geschiedenis van het Huis stuart, sedert deszelfs herstelling in 1660, tot op de groote, duurzame Omwenteling in 1688, niet kennen; eene Geschiedenis, die zoo vele overeenkomst heeft met die van het latere Huis van bourbon? Ook de stuarts waren eene Omwenteling, uit staatkundige en godsdienstige dweeperij ontstaan, te boven gekomen; hun troon scheen onwankelbaar gevestigd; maar zij beleedigden de Natie, door het Pausdom in deszelfs afzigtigste gedaante, door middel der Jezuiten, te willen herstellen, en vielen thans door eenen algemeenen opstand van alle partijen. Mogt karel X (dit hopen wij van harte voor de rust van Europa) nog in tijds bedenken, wat tot zijnen vrede dient, om niet het lot van jakob II te ondergaan! Reeds is de verbittering tegen zijn Ministerie bij negen tienden des Volks, hetwelk een afgrijzen heeft van alles, wat naar Ultramontaansche stel- | |
| |
lingen zweemt, ten top geklommen. Nog één stap, en deze afkeer breekt uit in dadelijkheden!
Gelukkig het land, waar de belangen en wenschen en werkzaamheden en pogingen van den Regent steeds in overeenstemming zijn met die der Natie en harer belangen! Gelukkig ons Nederland!
|
|