meer leed doen, zoo wij niet op goede gronden mogten vooronderstellen, dat de geachte naam des Schrijvers ook dezen arbeid bij onze vaderlandsche kunstgenooten tot eene genoegzame aanbeveling verstrekt had. Voor hen, die het werkje nog niet kennen of bezitten, (en dit getal zal, vertrouwen wij, gering zijn) achten wij een kort verslag voldoende.
De Epidemie van pokken, die zich in de jaren 1800 en 1801 in Groningen vertoonde, ontstond onder eene heerschende rheumatisch-gastrische constitutie, welke ook de verzellende koorts kenmerkte. Van de gevallen, in de voor ons liggende Verhandeling opgeteekend, betreft het eerste geregelde discrete pokken. Het tweede, waarin zich pokken openbaarden in het laatste tijdperk der zwangerschap, had eene ongelukkige uitkomst, welke nog te eerder te vreezen was, omdat, behalve zwangerschap, de pokziekte door de catarrhale complicatie nog merkelijk verzwaard werd. In het derde geval waren de pokken vereenigd met eene fcbris pituitosa catarrhalis. Het vierde geval behelst de vereeniging van de ziekte met eene scrofuleuze ongesteldheid. Het vijfde betreft variolae confluentes, waarbij de koorts het karakter eener nervoso-putrida aannam.
Na de opgave dezer gevallen, waarbij de Schrijver zijne opmerkingen mededeelt, volgt nu eene beschrijving van het meest geregeld beloop der pokken, en daarop die van derzelver complicatiën, en wel vooreerst de ontstekingachtige; ten tweede de gastrische, vooral in den zomer, en in den herfst, bij heerschende galkoortsen op te merken; ten derde de vereeniging der ziekte met febris pituitosa; ten vierde die met zinkingkoorts; ten vijfde de variolae nervosae (de Schrijver schijnt hier vooral de complicatie met de nervosa lenta op het oog te hebben); ten zesde de verbinding met rotkoorts (zeer juist onderscheidt de Hoogleeraar die rotkoorts, welke uit eene febris inflammatoria ontstaat, van die, welke reeds van den aanvang af putride is); ten zevende, eindelijk, wordt nog gewag gemaakt van den invloed van leeftijd, plaatselijke