Un jour en Suisse, ou tableau de ce pays dans sa partie la plus pittoresque; suivi d'un parallêle en vers et en prose entre la Hollande et l'Helvétie, par L.F. Verenet. Amsterdam, chez Dufour. 1825. 8vo. VIII, 100 pag. f :-90.
De Heer verenet, ziende dat de meeste reisbeschrij vingen door Zwitserland op eene manier zamengesteld zijn, welke zelfs de levendigste verbeelding der lezers verkoelt, wil hier een meer schilderachtig tafereel ophangen, evenwel overeenkomstig met de waarheid. Hij is langen tijd in Zwitserland geweest, en heeft er nog onlangs drie maanden doorgebragt. Van die laatste drie maanden kiest hij éénen dag, en zegt ons, wat hij op dien dag in Zwitserland, hetwelk hij als zijn tweede vaderland aanmerkt, gevoelde en beschouwde. Deze beschouwingen hebben veel van poëtisch proza, en zijn ook gedurig door poëzij afgewisseld. Poëtisch proza bevalt ons niet, allerminst in tafereelen van Zwitserland. De eenvoudig-verhevene Natuur wil door eenvoudige taal geschilderd zijn. La lune montrait de tems en tems notre route klinkt beter, dan le flambeau argente de la triple Hécate, enz. enz. De Heer verenet is een groot bewonderaar van helmers, wiens forte touche et la brûlante imagination hij wenschte te bezitten. Maar die imaginatie is, voor jongelieden bijzonder, zeer gevaarlijk, wanneer zij dezelve niet vroegtijdig door gezond verstand leeren betengelen. Helmers zelf is, door aan die imaginatie te veel toe te geven, niet zelden in uitdrukkingen vervallen, welke geene proef houden. De jeugdige Schrijver honde ons deze aanmerkingen ten goede. Hij schijnt eenen gelukkigen aanleg te hebben. Luxuries illa depascenda est. Wij hebben dit boekje dan ook met eenig genoegen doorgelezen. Meest beviel ons de beschrijving van Neuveville, welke ons pag. 30 en volgende in eene lange noot onder den tekst wordt medegedeeld.