Bedenkingen over het Muntwezen in het Koningrijk der Nederlanden. Voor rekening van den Auteur. Te 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebroeders van Cleef. 1824. In gr. 8vo. XVI en 93 Bl. f 1,20.
Bedenkingen behelst dit geschrift; maar, al gold het ‘Voor rekening van den Auteur,’ op den titel, niet de uitgave, maar den inhoud van het boek, het zoude loffelijk zijn. Zoo mag men bedenkingen maken, zoo beredeneerd, zoo bescheiden, zoo, uit vaderlands- en volksliefde, vrijmoedig. Dat neemt in dit goede land geen edeldenkend mensch kwalijk, al heeft hij tegenbedenkingen, al verschilt zijn oordeel op den duur.
De Schrijver, antoni warin, Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, bepaalde, bezorgd voor een in de gevolgen groot nadeel, vooral zijne oplettendheid, sedert des Konings besluit van 22 Nov. 1823, tot ons, oudtijds zoo beroemd en vertrouwd, Muntwezen, en de vrucht daarvan is dit werk, waaraan noch naauwkeurigheid, noch bewijsgrond ontbreekt. De steller van dit verslag gaf het aan twee des bevoegden ter lezing, die, met de pen in de hand al het gestelde hebbende gadegeslagen, beiden de juistheid der hier voorkomende berekeningen niet genoeg wisten te roemen.
Uit oorspronkelijke bronnen is geput, en de zaken behoorlijk uiteengezet. Men overtuigt zich daarvan terstond bij het inzien der inhoudsopgave. Eerst heeft men eene proeve van eene beknopte theorie van het geld; dan leest men daadzaken omtrent de munten in dit rijk, en den wisselhandel tusschen Parijs, Hamburg en Amsterdam; laatstelijk wordt men bepaald bij vooruitzigten omtrent het Muntwezen. Deze drie afdeelingen zijn in 149 paragrafen vervat. Zoo kon er wel geen aangenaam leesboek uit voortkomen, maar des te bondiger betoog, en te gemakkelijker te volgen.
Een dubbel oogmerk had de Schrijver. Hij wilde waarschuwen tegen het gevaar, daarin gelegen, dat in de noordelijke provinciën de munt van jaar tot jaar minder waard zal worden; en hij wilde hen, die in 's lands zaken werkzaam zijn, bewege, om, in zoo ver het hen aangaat, te helpen bespoedigen, wat tot genot van een goed Muntwezen kan brengen. Men moet den man zelven lezen, in de voorrede, over het belang hiervan, ook voor het bestaan van het Koningrijk der Nederlanden. Vindt men sommige uitdrukkingen misschien te sterk