Arnhem, bij D.K. Muller en Comp. 1824. In gr. 8vo. 215 Bl. f 2-30.
De titel klinkt vreemd, niet waar, lezer? Dat halflijders, niet-lijders is zoo wat half-Hollandsch, niet-Hollandsch; ons trommelvlies is daaraan nog niet gewend. Ook over de brieven ligt eene vreemde, wij zouden bijna zeggen Duitsche tint, die wij in den stijl van vele onzer hedendaagsche Doctoren opmerkten, en aan den algemeen heerschenden smaak voor Duitsche schriften meenen te moeten toeschrijven. - Maar, waarom schrijven dan ook onze Medici zoo weinig? - Toegegeven; schoon wij voor ons het multum boven het multa verkiezen. Evenwel onze lezers moeten zich door dien vreemden titel niet laten afschrikken. Zoo zij den Auteur op zijnen togt naar het Zeebad willen vergezellen, kunnen zij menig goed en heilzaam recept opzamelen en een aangenaam onderhoud vinden. Recensent zoude wel zich in zijnen Aristarchen-zetel willen nederzetten, en vragen, of niet hier of daar de stijl wat opgesierd, de indicatiën voor het gebruik van het Zeebad minder juist bepaald, en die laatste uitval op de secta Bilderdykiana een hors d'oeuvre is? maar gevoelt zich door de passage op bladzijde 99 geheel ontwapend, en neemt afscheid met den wensch, dat deze brieven, waarin het vaderlandsch hart van den Schrijver luide spreekt, ook een gul vaderlandsch onthaal mogen vinden.