ons terstond bij het eerste deel voorgekomen. Dan, wij wilden, bij deszelfs aankondiging, daar liever niets van melden, uit hoofde van het nuttige en bruikbare des werks, en om die reden wilden wij deszelfs debiet eerder bevorderen dan tegengaan. Wij zouden, zelfs nu nog, deze aanmerking voor ons gehouden hebben, indien de Vertaler, in zijne voorrede, niet over het gering debiet geklaagd had. Ondertusschen blijven wij, uit hoofde van het veelvuldig nut, dat het nu tot dusverre volledige, en met bladwijzers voorziene, werk doen kan, wenschen, dat het in handen van velen kome, die er een goed gebruik van kunnen maken. o! Dat, daar men in onze dagen zoo gereed is, om ons Duitschen kost op te disschen, men zich meer bevlijtigde, om niet dan gezonde en voedzame spijze uit te kiezen, en dezelve op eene wijze te bereiden, dat elk, wiens smaak niet verbasterd was, zich daarop, als op echten vaderlandschen kost, kon vergasten! Wij raden den Eerw. Vertaler van het onderhavige werk, om de proef te nemen van zijne voorgenomene ophelderingen van het N.V. Wanneer hij, schoon gebruik makende van rosenmuller's arbeid, echter, door een' beteren en naar de zaken ingerigten vorm, een nieuw werk geeft, zouden wij ons zeer bedriegen, zoo hij, het naar den hem niet onbekenden smaak der Nederlanders inrigtende, niet veel meer voldoening had van zijnen arbeid, dan hij tot nog toe heeft van zijne Duitsche Oosterlingen, ja misschien zelfs het vertier van deze bevorderde. Met genoegen zagen wij ook, dat hij reeds eene groote verzameling had van ophelderingen over de H.S. uit oudere en nieuwere Oostersche reizen. Wij sporen hem aan, om die verzameling, ten algemeenen nutte en tot eer der gewijde boeken, zoodanig aan te wenden, dat zijn arbeid in den smaak valle. Met verstand, oordeel, tijd en vlijt kan men al veel uitregten, om een op zichzelf nuttig werk smakelijk te maken.