De kluchtige Avonturen van Laurentius Giffard, ten tijde der Fransche Omwenteling. Door L.B. Picard, Lid der Fransche Akademie. II Deelen. Uit het Fransch vertaald. Te Rotterdam, bij J. Immerzeel, Jun. 1825. In gr. 8vo. Te zamen 785 Bl. f 7-20.
Wij herinneren ons, hoe de studerende jeugd, ten tijde van lodewijk napoleon, alhier zich vermaakte met de afbeelding van eenen molen, die met alle winden woei, en ons vaderland had toen ook, helaas! aanbidders genoeg van de opgaande zon. Maar, zoo ergens, vond en vindt men dit volkje in groot aantal in Frankrijk, onder allerlei slag van menschen, vooral in de dagen der omwenteling, toen de gebeurtenissen zich telkens afwisselden, en het voor het eigenbelang waarlijk moeijelijk was, te weten, waaraan het zich houden moest. Wij denken, het ging velen niet beter dan laurentius giffard. Velen ging het voorzeker nog erger, die loon naar werken ontvingen; doch sommigen hielden zich verwonderlijk staande bij iedere wenteling. Enkelen gelukte het, hunne fortuin te maken op deze verachtelijke en glibberige baan; en zij hebben geene andere bestraffing, dan die van hun geweten, hetwelk hun hunne geheele karakterloosheid en laagheid op het grievendst verwijten moet. Giffard eindigde, gelijk de meesten, waar hij begon. Als paruikmakersknecht was hij zijne loopbaan begonnen, en hij bragt het eindelijk - in een Armhuis. Nu, hij was ook, bij al zijn kruipen, vleijen en wentelen, menigmalen in de hoogte en in de laagte geweest, nu eens rijk en schitterend, dan weder arm en van allen verstooten; eens zelfs lid van den Raad der Vijfhonderden, en daarna weder gedaald tot den bedelzak. Het is kluchtig, 's mans draaijerijen en avonturen te lezen, en niet de zijne alleen, maar ook die van menigen anderen, met welken hij in aanraking kwam. Bij het algemeene dezer verachtelijkheid in de toenmalige Fransche we-