De verstrooide roover.
Eene Engelsche Anekdote.
Engeland is een land, waar de roovers hunne behendigheid en stoutmoedigheid het verste drijven, doch tevens niet zelden gepaard doen gaan met de uiterste beleefdheid. Zij vragen uwe beurs met eene diepe buiging, en maken zich niet meester van uw horologie, zonder tevens verschooning te verzoeken voor hunne groote vrijpostigheid.
Een Edelman bereisde eenen weg, door een woud loopende. Verlokt door het schoone der gezigten en de frischheid van het groen, kon hij de verzoeking niet wederstaan, aldaar eenige oogenblikken uit te rusten; maar, op het gras uitgestrekt, bekroop hem de slaap, zijne oogen sloten zich onwillekeurig, en een diepe sluimer verraste hem. Ontwakende, zag hij voor zich een man van een alles behalve fashionabel voorkomen, die hem eene pistool voorhield. Zich spoedig herstellende, besloot hij, ongewapend zijnde, zich met gelatenheid aan zijn lot te onderwerpen. ‘Wat wilt gij?’ was zijne vraag. ‘Uwe beurs, if you please.’ De Edelman gaf dezelve den zoo beleefden Heer onmiddellijk over; maar, daar hij bleef vertoeven, zeide hij: ‘Wat wilt gij meer?’ - ‘Uw horologie, if you please.’ De Edelman stelde het hem ter hand, en het werd met eene verpligtende buiging aangenomen. Maar nog verwijderde zich de roover niet. ‘Wat verlangt Mijnheer nu nog?’ - ‘Uwe brieventasch, if you please.’ - ‘Hoe! ook deze?.... maar, daar is zij.’ Ook zijne brieventasch overgeleverd hebbende, stak de roover die mede in zijn' zak, en ging zijns weegs. De Edelman, opstaande. wilde desgelijks, zijnen noodlottigen slaaplust met een halfluid God dam verwenschende, den zijnen vervolgen; maar naauwelijks had hij tien schreden gedaan, of de roover stond weêr voor hem, en sneed hem met zijne pistool den pas af. ‘Heb ik misschien nog het een of ander, Mijnheer, dat van uwe gading is?’ vroeg de Edelman zeer bedaard. ‘Ja, Mylord! Ik heb opgemerkt, dat uw gewaad beter is dan het mijne; ik wenschte te ruilen, if you please.’ - ‘Dat schijnt mij ook zoo toe, en het is tot uwen dienst.’ De Edelman trok nu zijn opperkleed uit, de roover desgelijks, en, de ruiling gedaan
zijnde, verdween deze, en de arme Lord vervolgde nu ongehinderd zijn pad. Op den grooten weg komende, bekeek hij zichzelven, en de gedachte bekroop hem, dat men hem, in het gewaad van den welligt niet onbekenden struikroover, ligtelijk voor denzelven konde aanzien. Maar, hoe zich een ander aan te schaffen? Hierover nadenkende, stak hij werktuigelijk zijne handen in beide zakken, en... wat vond hij daar? - zijne goudbeurs, zijn horologie, zijne brieventasch, en nog daarenboven een rolletje met 50 guinjes! - Van kleed wisselende, had de roover verzuimd, zijne zakken te ledigen; en zoo vond de dief zelf zich bestolen.