voorheen, werken, om te leven. Dit geeft dan aanleiding tot ontevredenheid, en het slaat niet zelden tot onbetamelijkheden over.
Het Columbiaansche volk, van alle volken, die zich onafhankelijk gemaakt hebben, het minst geschikt voor de vrijheid, die het bezit, bewaarheidt deze opmerking. De gemeene man had onder de regering van den Koning van Spanje dezelfde vrijheid als thans; hij betaalt nu, even als voorheen, geene belasting, eet, drinkt, slaapt, zoo als hij te voren gewoon was; hij wil echter zijne vrijheid overtuigend gevoelen, en matigt zich het regt aan, om te rooven, te slaan en te moorden, waarmede hij de vreemdelingen, die op de vaste kust komen, zeer lastig valt.
Het volgende voorval, door onderscheidene lieden, die aan de kust kwamen, verhaald, bewijst, tot welk eene hoogte zulks klimt. In de maand November 1823 werden, wegens de inneming van Portocabello door de Columbiaansche troepen, te Laguayra eenige dagen achter elkander vreugdebedrijven gehouden, en bij die gelegenheid drie moorden gepleegd. Men ontdekte de daders dezer gruwelstukken, en maakte dezelve aan den Alcade bekend, die echter de aanbrengers wegzond, en hun het zonderling antwoord gaf, dat deze moorden door de uitbundige blijdschap des volks veroorzaakt waren, en dat men het op zulke feestdagen in zijne vreugdebedrijven niet storen moest! - Die dit voor een sprookje houdt, leze, om zich van de mogelijkheid te overtuigen, de El Columbiano van den 4 Februarij 1824, te Caraccas uitgegeven, waarin de Redacteur van dat dagblad de namen, voornamen en woonplaatsen van 19 menschen, zegge van negentien menschen, opgeeft, welke binnen weinige weken te Caraccas en in derzelver omtrek op de vreesselijkste wijze vermoord zijn, vraagt, of wel één der moordenaren door het geregt gevat en gestraft is, en antwoordt: neen!