zouden deze woordenlijst nog zeer veel kunnen uitbreiden, en vonden op dezelve eene groote menigte niet. Welke? Ja, waartoe derzelver opgave hier, die toch bladzijden vullen en nog met ezv. eindigen zoude? Mogt dit werk eene tweede uitgave beleven, of anders een vervolg op hetzelve verschijnen! Elk der inteekenaren, en menig ander, zoude zich dit gaarne aanschaffen. Dit Woordenboek behelze dan, op verre na, niet alle bedoelde woorden, het bevat er zeer velen. Op den titel wordt ook niet van allen, maar van allerhande, de verklaring beloofd; en dat deze een' grooten voorraad uitmaken, daarvan overtuigt zich elk, die het getal der bladzijden in aanmerking neemt, welke zeer compres zijn gedrukt, in twee kolommen, terwijl de verklaring somtijds uit maar éénen regel bestaat, waar dan ook niet meer vereischt werd, b.v. ‘A.b. aurea bulla, de gouden bul.’ ‘A.m. amica manu, op adressen, met vriend.’ ‘Karine, schat des Sultans.’ ‘Pover, pauvre, Fr. arm.’ ‘Tonologie, de toonleer,’ ezv. Laat ons, uit de uitvoeriger gestelde, ook een, doch slechts één, artikel overnemen: ‘Ultra, Lat. verder, ginds. Plus ultra, altijd verder. Non plus ultra, niet verder, de hoogste trap of graad. Ultracrepidamie, de dwaze neiging om zonder kennis te willen bedillen. Ultracrepidiseren, zonder kennis alles beoordeelen; van het Latijnsche gezegde: ne sutor ultra crepidam; schoenmaker, houd u bij uwe leest. Ultramarin, Lat. color ultramarinus, overzeesche kleur; bergblaauw, schoone hemelsblaauwe kleur. Ultramontain, aan de andere zijde der bergen.
Ultramondain, buiten de wereld, of de aarde, dat is, hemelsch of in den hemel. Ultra posse nemo obligatur, niemand kan gedwongen worden om boven zijn vermogen te handelen. Ultrarevolutionair, overdreven omwentelingsgezind.’
Eenige woorden zochten wij vergeefs, die wij elders vonden, onzes oordeels verkeerd geplaatst.
In de Voorrede spreekt de geachte Schrijver over woorden uit andere talen in de onze zoo goed als ingelijfd, hoewel voor dezelven even goede Nederlandsche te bezigen waren (evenwel niet bedehuis voor tempel, meenen wij), en waarschuwt zeer billijk tegen het gebruik van nog niet gewone bastaardwoorden, van welke nette schrijvers en taalkundige redenaars zich wel onthouden zullen. Ongunstig wordt de mode beoordeeld, die de vreemde woorden in een Nederlandsch kleed steekt, waardoor zij er zoo misselijk tweeslachtig uitzien, als b.v. rekwest, okkazie ezv. Te regt zegt wei-