Almanak voor het Schoone en Goede, voor 1826. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. 1825. f 1-80.
Met volle regt draagt dit papieren kind ook bij zijne tegenwoordige verschijning den naam van het schoone en goede op het voorhoofd; want het strooit liefelijke bloemen, die door haren aangenamen en weldadigen geur verkwikken. Trouwens, alles, wat dit lieve boekje bevat, is van een' goeden stempel, en beveelt zich aan door inhoud en vorm. Even als in vorige jaren, wisselt proza met poëzij af. Het was ons aangenaam, den verdienstelijken kunstenaar c. kruseman, in de medegedeelde uittreksels uit het dagboek van deszelfs reis naar Rome, als bevallig schrijver te leeren kennen. Bijzonder beviel ons ook het prentje, een Zwitsersch tooneel voorstellende, dat naar eene teekening van hem is vervaardigd. Het eerste en laatste plaatje was ons van elders bekend; het andere verdient den lof, in het bijgevoegd versje daaraan toegezwaaid, en het portret van de jonggehuwde Prinses heeft, bij het bezoek van het vorstelijk gezin te Amsterdam, om de treffende gelijkheid, de algemeene goedkeuring weggedragen. Voorts versieren stukjes van loots, tollens, staring, walré, boxman, warnsinck, lulofs, van loghem, meijer, westerman en andere minder bekende dichters dit boekje. Zoo wij iets konden mededeelen, zouden wij tusschen loots en tollens weifelen; doch waarschijnlijk zouden wij ons tot den laatsten bepalen, wiens vertaling van een lied van claudius niet slechts al het eenvoudige en kernächtige van het oorspronkelijke behouden heeft, maar wiens poëzij zoo frisch en krachtig is als de winter, dien zij verheft.