wege de gematigdheid en bekwaamheid van deszelfs steller, Vader ursinus, niet alleen, maar ook wegens het aanhoudend en meesterlijk doen uitkomen van de strekking der geloofsleer tot echte godsvrucht, eene ongeveinsde hoogachting. Dan - hij is te zeer Protestant, dan dat hij den Catechismus zou aannemen als eenen geloofsregel; en hij ontveinst almede niet, dat hij den Catechismus ook thans niet meer houdt voor den meestgeschikten leiddraad, naar welken men de geloofs- en zedeleer voor de Christelijke gemeente zou moeten behandelen. Doch hij gevoelt het moeijelijke en gevaarlijke van eene verandering te dezen bij het Kerkgenootschap der Hervormden, en is overtuigd, dat niet alle verandering altijd eene verbetering is. Zijne ondervinding heeft hem geleerd, dat dezelve ook nu geen geheel ongeschikte noch onbruikbare leiddraad is; en hij geeft hier eene proeve, hoe men, behoudens den Protestantschen grondregel, zeer goed bij dezen leiddraad blijven kan. Bijzonder heeft ons de algemeene inleiding behaagd, waarvan het zevende artikel van de Geloofsbelijdenis der Hervormde Kerken in Nederland de tekst is, en op den Heidelbergschen Catechismus wordt toegepast. Hierop volgen dan 's mans proeven van behandeling der tien eerste afdeelingen van den Catechismus, en deze proeven zijn meer dan uitvoerige schetsen; zij dragen daarenboven alle bewijzen van 's mans vrijen geest en helder inzigt in het wezenlijke der geopenbaarde Godsdienstleer, en zullen inderdaad den nadenkenden en verstandigen, die met den tijdgeest (in eenen goeden zin) is vooruitgegaan, uitlokken, om aan de Catechismusleerredenen meerdere waarde te hechten, dan thans doorgaans geschiedt bij den beschaafderen stand. Wij mogen dezelve iederen Leeraar der Hervormden ter aandachtige lezing en herlezing aanprijzen; want ofschoon niet ieder dezelve geheel in zijnen geest bevinden zal, maar deze en
gene er vrij wat zal willen bijvoegen, zoo zullen zij toch voor ieder leerzaam zijn, op het hoofdzakelijke en meest gewigtige vooral doen hechten, en hem aanwijzen, hoe men, zonder eenige krenking van de achting, aan dat nut-