| |
| |
| |
Geneeskundig Handboek voor beginnende Kunstoefenaren, enz. Door W.F. Buchner, Med., Chir. en Stads Dr. te Gouda. IIde D. 1ste Afd. 1ste en 2de St.
(Vervolg en slot van bl. 163.)
Wijders wordt door den schrijver op bl. 289 van de angina polyposa gezegd, dat de algemeene verdeeling der ontsteking in active en in passive ook voor dezelve past, hetgeen, onder verbetering, met de ervaring niet overeenstemt: want nog nimmer heeft het ons mogen gebeuren, eene angina polyposa aan te treffen, welke niet in het begin der ziekte meer of min van een' stenischen aard was; en daar wij altijd bij het ziekbed bewaarheid gevonden hebben de uitspraak van den beroemden s.g. vogel: ‘Die Cur der häutigen Bräune, welche von der reinen entzündlichen Luftröhrenbräune meistens darinnen unterschieden ist, das sie doch gewöhnlich mehr catarrhalisch, nicht so hitzig ist, nicht den scharfen Schmerz hat, mit dem ihr besonders eigenen Tone verbunden ist, verlangt beinahe dasselbe Verfahren,’ (IV Thiel, VI Kapitel, § 27) zoo vermeenen wij met regt te mogen beweren, dat eene oorspronkelijke asthenische angina polyposa een ens imaginationis is, en nimmer dan in de verhitte verbeelding der Brownianen bestaan heeft.
Insgelijks kunnen wij met den schrijver geenszins instemmen, bl. 345, dat de valsche of bastaard longontsteking altijd van een' passiven aard zoude zijn, daar menigvuldige ervaring aan het ziekbed ons ten volle overtuigd heeft, dat in deze gevallen dikwijls een meer of min plaatselijke stenische toestand met eene algemeene asthenische gesteldheid plaats grijpt; wordende voorts deze theorie door 's mans eigene praktijk wederlegd, daar de schrijver op bl. 348 zelf erkent, dat in deze ziekte soms algemeene en plaatselijke bloedontlastingen noodzakelijk zijn. Of wijders in deze ziekte het gebruik der zoete kwik, dagelijks twee of drie malen, in giften van een
| |
| |
tot drie greinen, aangewezen zij, zouden wij niet gaarne bevestigend beantwoorden, daar wij uit den aard der zaak vermeenen, dat, in de asthenia a torpore, de ipecacuanha, de sal ammoniacum, de caphura, de sulphuretum oxydio stibio hydrogenatum, de hydrosulphuretum stibii, de squilla, de gummi ammoniacum, de radix polygala amara, de senega, de dulcamara, de lichen Islandicus, en het semen phellandrii aquatici, over het algemeen, boven de kwikbereidingen verre de voorkeur verdienen.
Ofschoon wij niet tot die geneeskundigen behooren, die, uit hoofde van deszelfs prikkelende terugwerking op het gestel, het gebruik van het salpeter in het zydewee en in de longontsteking verwerpen, en integendeel het met den schrijver als een zeer vermogend geneesmiddel in deze ziekte beschouwen, zoo zouden wij echter niet gaarne zijn voorschrift:
‘R, Decoct. hordei. unc. XVI. |
Nit. potassae. dr. III. |
Oxym. simpl. unc. II. |
M.D. |
S. Om het uur een kopje vol, laauw,’ |
voor algemeen gebruik aanraden, uit hoofde dat de voorgeschevene gifte van de nitras potassac ons een weinig te sterk en niet genoegzaam ingewikkeld toeschijnt; waarom ons het voorschrift van s.g. vogel, uit
Aq. Hord. ℥VIII. |
Nitr. Potass. ƷIβ. |
Sal Ammon. dep. Ʒβ. |
Syr. Alth. ℥IJ. |
M. |
alle uren een lepel, |
bestaande, in die gevallen, waarin het gebruik van het salpeter aangewezen is, veel doelmatiger voorkomt.
Uit hetgeen de schrijver, op bl. 469, van de werking van het blaauwzuur, van het laurierkerswater, van den tartarus emeticus en de digitalis purpurea zegt, is het ons voorgekomen, dat hij de werking dier geneesmid- | |
| |
delen bij het ziekbed niet proefondervindelijk schijnt te kennen, immers met dezelve, uit vrees voor de gevolgen, geene genoegzame praktische waarnemingen gedaan heeft: want het blaauwzuur, onder anderen, volgens de methode van scheele of vauquelin aangewend, (wij durven dit gerustelijk uit menigvuldige ervaring verzekeren) is buiten kijf een der vermogendste hulpmiddelen in deze ziekte, en hetwelk in de hand van een' bekwamen arts veilig en zonder eenig gevaar kan aangewend worden; ofschoon wij het in zoo verre met den schrijver eens zijn, dat, uit liefde voor het lijdend menschdom, het niet te wenschen is, dat deszelfs aanwending, even min als dat van eenig ander heroïsch geneesmiddel, algemeene navolging vinden zal, daar dergelijke middelen doorgaans kwalijk toevertrouwd zijn aan den in het algemeen mingeoefenden heelmeester ten platten lande en ter zee.
Alhoewel wij volkomen instemmen met de aanmerking des schrijvers op bl. 476, dat de beroemde p. frank, lib. II, ord. III, gen. 1, § 198, te regt het nimmer gewaagd heeft, om in eene ware longontsteking een braakmiddel voor te schrijven, uit vrees dat de lijders somwijlen onder het braken den geest geven zouden, en dus met hem dit middel, als hoogstgewaagd in soortgelijke omstandigheden, verwerpen, zoo kunnen wij echter, uit ervaring, onzen jongen kunstbroederen gerustelijk aanprijzen, als zeer doelmatig ter bevordering der onderdrukte fluimlozing, een mixtuur, bestaande uit
Aq. Hord. ℔β. |
Syr. Alth. ℥II. |
Sal Ammon. dep. ƷI. |
Tart. emet. gr. I. |
M. |
alle uren een eetlepel, |
en hun proefondervindelijk verzekeren, dat door het gebruik van dit middel sommige lijders door ons als 't ware uit de kaken des doods gered, en voor verstikking behoed zijn.
De schrijver verdeelt, bl. 563, de enteritis in active of
| |
| |
ware en in passive of roosachtige ontsteking. De aanvanger der kunst moet dus hieruit natuurlijk wanen, dat alle enteritis erysipelatosa, welke, zoo als de groote p. frank dit zeer juist heeft opgemerkt, ongelijk veelvuldiger voorkomt dan de enteritis phlegmonosa, l.l. § 238, S. 250, altijd bij uitsluiting van een' passiven aard is, en als zoodanig moet behandeld worden. Zoodanig eene praktijk zoude intusschen niet zelden voor den lijder allernoodlottigst zijn. Ook schijnt de schrijver op bl. 590, waar hij zegt, dat de valsche roosaardige darmontsteking doorgaans, dus niet altijd, het passive karakter heeft, zijne eigene stelling te wederspreken. Inderdaad, beide, de phlegmoneuse en de erysipelateuse darmontsteking, zijn, vooral in het begin der ziekte, meestal van een' stenischen activen aard, met dit onderscheid evenwel, dat bij de phlegmoneuse enteritis de cura antiphlogistica in derzelver geheelen omvang, in zoo verre zij namelijk hier aanwendbaar is, uit- en inwendig met den meesten spoed moet worden in het werk gesteld, en men zich noch door den kleinen ingetrokken' pols, noch door schijnbaar groote zwakte hiervan moet laten afschrikken; terwijl in de erysipelateuse enteritis, na voorafgegane bloedontlastingen, uiterlijk een vesicatorium ad abdomen, alsmede inwrijvingen met ung. neapolitanum e caphura, en inwendig eene emulsio camphorato opiata, en de kwikbereidingen, inzonderheid onder de meest hulpbelovende middelen behooren.
Ten opzigte van des schrijvers voorschriften met loodsuiker en opium, op bl. 593, moeten wij opmerken, dat de gifte van het opium hier relatif tot dat van de loodsuiker wat te groot is, (men geeft gewoonlijk in den beginne ¼ opium en ¾ loodsuiker) en dat, ofschoon men zekerlijk het voorzigtigst handelt, met, volgens onzen schrijver, met eene kleine gifte loodsuiker, b.v. van ½ grein, te beginnen, men echter, wil men er in 't algemeen nut van trekken, verpligt is, deze gifte, in plaats van 's avonds en 's morgens, wel viermalen daags den lijder toe te dienen, en voorts gradueel met de gifte moet opklim- | |
| |
men. Daarenboven zij de heelmeester ten platten lande en ter zee gewaarschuwd, dat men nimmer, zoo als wij hiervan vaak ooggetuigen geweest zijn, de loodsuiker op het andere uur alternatif met adstringerende en versterkende middelen, waardoor dit middel chemisch gedecomponeerd wordt, moet toedienen, maar of de saccharum saturni alleen geven, of, in gevalle des lijders zwakke toestand het gebruik van versterkende adstringerende middelen gebiedend vordert, dezelve des voormiddags, en in den namiddag de poeders uit loodsuiker en opium geven.
Eindelijk zegt de schrijver op bl. 622, dat de passive leverontsteking met trage zwakte de kwikbereidingen, in groote giften in- en uitwendig toegediend, vereischt. Deze uitspraak is intusschen niet algemeen waar, en wordt niet alleen door de algemeene ervaring, maar ook door die van den schrijver zelven wederlegd. Immers, (het zijn 's mans eigene woorden) ‘wanneer de vergezellende koorts het karakter van typhus heeft, moet zij volgens de zenuwachtige of rotachtige geaardheid behandeld worden. Tegen de eerste zijn kamfer, kwik en goudzwavel, - tegen de laatste de minerale zuren onze beste geneesmiddelen. Dat, bijde rotachtige geaardheid, de kwikmiddelen hoogst nadeelig zijn, en derhalve nimmer mogen gegeven worden, behoeft naauwelijks herinnering.’ Dus is het door 's mans eigene ervaring, welke zijne theorie geheel wederspreekt, uitgemaakt, dat het gebruik der kwikmiddelen zeer te pas komt in de asthenie cum aucta irritabilitate, maar dat derzelver gebruik in de asthenie cum torpore niet aangewezen en doorgaans hoogst nadeelig is.
En hiermede eindigt Recensent de beoordeeling van de eerste afdeeling van het tweede deel van dit Geneeskundig Handboek; en ofschoon de verdere ontwikkeling van hetzelve hem in zijn oordeel ten volle bevestigd heeft, dat namelijk dit werk niet als eene geschikte handleiding voor den heelmeester ten platten lande en ter zee kan beschouwd worden, en dat de schrijver, door zijne allezins wijdloopige behandeling van zaken, het doel, om hun, welken
| |
| |
het aan geregeld onderwijs ontbroken heeft, tot eene verbeterde geneeskundige behandeling op te leiden, volkomen gemist heeft, zoo blijft echter Recensent dit werk, hetwelk doorgaans doorslaande blijken oplevert van des schrijvers uitgebreide kennis, groote belezenheid en geoefende praktikale talenten, beschouwen als eene zeer nuttige bijdrage ter algemeene uitbreiding der geneeskunst in ons vaderland, en vermeent uit dien hoofde hetzelve bij voortduring te moeten aanprijzen aan alle jonge geneeskundigen in het algemeen, en in het bijzonder aan de zoodanigen, die niet in de gelegenheid zijn, om zich de voornaamste nieuwe buitenlandsche geneeskundige werken te kunnen aanschaffen; en daar er in het Nederduitsch geen geneeskundig werk, in aanleg met dat van den schrijver overeenkomende, bestaat, zoo ziet hij de voortzetting van dit voor jonge kunstbroeders inderdaad zeer belangrijk werk met verlangen te gemoet. |
|