spraak, aan een vergenoegd en dankbaar terugzien op de volbragte viering bijna geheel toegewijd. De tekst: God van den hemel, die zal 't ons doen gelukken: en wij, zijne knechten, zullen ons opmaken en bouwen, door Nehemia bij den herbouw van stad en tempel gebezigd, zijn zeker wel gepast, maar leveren geen zoo aangenaam en met het verrigte naauw verbonden tafereel op, als die van van der palm. Voor het overige leveren zij ons eene stichtelijke opwekking tot ootmoed en vertrouwen zoo wel, als ijverige en standvastige werkzaamheid, eerst in het algemeen, en daarna met bijzondere toepassing op de Akademie, om dien bloei en zegen voor dezelve te behouden, welke tot hiertoe genoten was, en bijzonder ook in het gedrag en verrigte bij de feestviering had uitgeblonken.
Tot een staal kiezen wij de volgende spraakwending tot den overleden m. tydeman: ‘Dit was nog onlangs uw zalig voorregt, (troost en vrede in den dood, namelijk) voortreffelijke Grijsaard, - thans reeds verheerlijkte Onsterfelijke, die aan onze feestvreugd, waaraan gij anders nog met een jeugdig hart zoudt hebben deel genomen, ontrukt werd om in te gaan in de oneindig heerlijker vreugde uwes Heeren! Ja, Gij hadt het reeds vroeg geleerd, - Gij hadt het in stille nederigheid, zonder ophef of praalvertooning, uw leven lang betoond, wat het zij, zich op te maken en te bouwen in het geloof, dat de Heer zelf het zal doen gelukken. Uw wandel predikte op het welsprekendste, dat niemand van ons zichzelven leven, niemand zichzelven sterven mag. Uw leven was Christus: zou uw sterven u geen gewin geweest zijn? Ja, duizendvoudig gewin; op den versten afstand uwe hoop en verwachting overtreffende. Gij, goede en getrouwe dienstknecht! weet nu reeds bij bevinding, wat ons nog raadselachtig en duister, maar toch het voorwerp onzes geloofs is. Toen het aardsche huis uwes tabernakels verbroken werd, vondt gij het gebouw bij God, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in den hemel. Wij, nu nog achtergebleven, sta-