| |
De afval der Christelijke Kerk in onze dagen. Gedenkschrift van Ananias Asher; met eene Voorrede door Nicolaas Schotsman, Predikant te Leyden. Uit het Fransch vertaald. Te Leyden, bij de Wed. D. du Saar. 1822. In gr. 8vo. 75 Bl. f 1-:
Een Gedenkschrift, dat echter, vertrouwen wij, de Eeuwen niet overleven zal, niettegenstaande het Voorberigt van nu wijlen Vader schotsman en het Lofgedicht van den Heer bilderdijk. De titel van Gedenkschrift is ook tamelijk willekeurig gekozen. Het stuk, zegt schotsman, is een tegenhanger van priestley's verbasteringen des Christendoms; maar, daar deze het Christendom verbasterde door het licht des Evangeliums uit te blazen en de toorts der Rede aan te steken, tracht asher daarentegen het verbasterd Christendom tot zijne oude zuiverheid terug te brengen, door den Afgod van onze dagen, de menschelijke Rede, van den troon te stooten, en ons de genade van God in Christus op nieuw te doen huldigen. - Wij zullen beproeven, de wijze, hoe de man dit doet, eenigermate te doen kennen.
Het begin is tot nederwerping der sterkten (van den Satan), en heeft: ‘Ziet, ik heb het u voorzegd!’ tot
| |
| |
opschrift of tekst. Ook boven iedere der volgende afdeelingen of hoofdstukken (hoe men die noemen wil) staat een tekstje. Wij vonden in deze inleiding, daar wij reeds stevige stormrammen verwachtten, dat de middelweg altijd de beste is; voorts het berigt, dat de Satan beurtelings de Kerk bedekt met ijsschollen van Ongeloof, of met gloeijende stroomen van Bijgeloof. Somtijds poogt hij haar to doen bezwijken door de woedende aanvallen, die het Ongeloof en Bijgeloof op elkander doen: alle gruwelen zijn hem welkom; want die, welke zijne plannen niet kunnen bevorderen, dienen ten minste tot zijne verlustiging!!! Thans ligt het Bijgeloof, naar het schijnt, op 't gijpen; doch dit schijnt slechts zoo: maar hoogmoedig en met dreigende hoornen verheft zich het Ongeloof. Tegen hetzelve roept en trekt de Heer asher moedig ten strijde.
I. Deszelfs Verdeelingen en Sekten. Tekst: De Schriftgeleerden en Farizeën zijn gezeten op den stoel van Mozes. - De Filozofen en Neologen. De eersten zijn de Farizeën, die zich geheel en openlijk van de Goddelijke Openbaring ontdoen. De Neologen, of Sadduceën, veinzen de Christelijke openbaringen aan te nemen, ten einde die in het geheim te ondermijnen, en daardoor zoo veel te zekerder ten val te brengen. Zij hebben echter hetzelfde doel; ieder kan alles zijn: Godverzaker, Materialist, Deist, Fatalist, Determinist, Aanhanger van het Veelgodendom, enz. ‘Dus is 't best, hen maar op gelijken voet te behandelen.’
II. Oorsprong en Geschiedenis. Tekst: Uwe moeder is eene Hethitische, en uw vader een Amoriter. - Men kan de ontelbare Sekte tot twee klassen brengen; namelijk, ketters omtrent het Opperwezen, de H. Dieëenheid, of ieder der drie Personen in dezelve. Arianen (heele en halve), en ketters, die het op de regtvaardiging, wedergeboorte enz. gemunt hebben; Pelagianen, (heele en halve.) Deze waren ketterijen van de vierde en vijfde Eeuw. Deze benden van den Satan raakten verstrooid; maar in de zestiende Eeuw, bij de Hervorming, kwamen de meest goddelooze menschen voor den dag: blan- | |
| |
ratta servetus, valentin gentilis, alciatus en lelius socinus, met hun vervloekt Socianismus. Maar de Hervormers waakten: die ketters waren genoodzaakt tot het stichten eener afzonderlijke Kerk; zij waren bij alle ware Christenen een afschrik. Zij wisten echter, in Holland, in de half Pelagiaansche Kerk der Arminianen, of Remonstranten, in te sluipen. Dat waren nu verschrikkelijke spoken in de Kerk, en men zag ze, nu en dan, bij Gereformeerden, Lutheranen, Pausgezinden, Arminianen; maar zij beminden eigenlijk den naam van Filozofen. Zij waren: spinoza descartes, bayle, abaurit, hobbes, pope, bolingbroke, gibbon en anderen; maar, met uitzondering van eenige verachtelijke personen, werden zij door geheel het menschdom veracht. Eindelijk brak de dijk door. In het midden der achttiende Eeuw kwam er eene goddelooze en onbeschaamde schaar. Helvetius, voltaire, condorcet, d'alembert, diderot en eene menigte andere zamengezworenen, vielen eerst de gruwelen van het bijgeloof, maar daarna de heiligste Evangelische waarheden, ja de Godheid zelve, aan. Zij maakten opgang bij een ligtvaardig volk. Maar weldra zagen
deze vaders van het Atheïsmus en Rationalismus een nieuw stelsel opkomen. Rousseau, die onzedelijke Filozoof, die Patriarch en naderhand de Afgod der Deïsten, verdeelde de Filozofen in twee vijandige legers. De twee bevelhebbers vervolgden elkander in hun leven, ter verlustiging van den Satan; en, almede tot zijne verlustiging nu nog, dient waarschijnlijk de duistere afgrond hun tot slagveld. - Maar dit alles ging niet stelselmatig. Niet zoo zeer hunne bewijzen, als wel hunne losbandige beginselen en schandelijke zeden, wonnen hun talrijke navolgers. De brand sloeg uit Frankrijk over door geheel Europa, en de Rijn kon dien niet keeren. Maar schimpredenen alleen konden de Duitschers niet voldoen; ofschoon het grootste gedeelte der Duitsche Wijsgeeren besloten had, christus af te zweren. Zelfs kant kon hen
| |
| |
niet overtuigen van het gebrekkige der menschelijke Rede. Ten einde anderen zoo veel te beter om den tuin te leiden, begonnen zij nu de Oostersche talen en andere hulpwetenschappen vlijtig te bestuderen, noemden zich Uitleggers, en vervolgden, met eene woede zonder gelijken, alle regtzinnigen. Dit is de Neologie, die nu, na eenen strijd van dertig jaren, zich gereed maakt, om zich onafhankelijk van de uiterlijke Kerk te verklaren, en met eenen ijzeren schepter over haar te heerschen.
III. Plan en Leerstellingen der Filozofen en Neologen. Tekst: De buik is hun God, enz. - Hun plan is, de geheele vernietiging van allen stelligen of geopenbaarden Godsdienst. Alle kerken en gezindten moeten weg. Dit zoeken de eersten te bereiken door aanval op den Bijbel; de laatsten, door zich, als 't ware, op den Bijbel te gronden. Hunne leerstukken zijn, óf stellige: één God, geene Drieëenheid; eene Voorzienigheid, maar over het groote, niet over het kleine; eene onsterfelijkheid der ziel, maar geene opstanding, vergelding of oordeel; - óf ontkennende, (deze hebben de Filozofen niet, maar alleen de Neologen) welke den Bijbel in het algemeen, of in de bijzonderheden deszelfs leerstellingen betreffen. Hier is de Schrijver uitvoerig genoeg, en treedt in vele bijzonderheden; weshalve wij onzen Lezer, gelust het hem, naar het boekje zelve verwijzen.
IV. Middelen, door de Filozofen en Neologen te werk gesteld. Tekst: Zulke valsche Apostelen zijn bedriegelijke arbeiders, zich veranderende in Apostelen van Christus, enz. - Die middelen zijn: huichelarij en onbeschaamde veinzerij; de kreet van verdraagzaamheid, waardoor zij volkomene onverschilligheid, en dat niemand zich onderwinden mag hen tegen te spreken, verstaan; voorts het oprigten van scholen, waarin de jeugd om niet uit menschlievendheid onderwezen wordt; vervolgens de Letterkunde, en eindelijk het stichten van geheime Gezelschappen en Orden.
V. Voortplanting, uitgestrektheid en magt der Neologie en Filozofie. Tekst: Maar als de Zoon des menschen zal komen, meent gij, dat Hij geloof zal vinden op de
| |
| |
aarde? - Dit hoofdstuk loopt kortjes af. Joden en Muzelmannen gaan bij duizenden onder de banier van het Rationalismus. De Grieksche en Roomsche Kerken hebben duizenden, die het geloof van hunne Vaderen afzweren. Geen heel of half Protestantsch land, hetwelk niet van ongeloovigen of afvalligen wemelt. Engeland en Holland hebben nog vooreerst geen nood. Maar Frankrijk is het ergste. Zweden, Denemarken, Zwitserland leeren van Duitschland; en hoe erg het daar gesteld is, kan een voorstel of vraag van de Hoogeschool te Göttingen in 1808 bewijzen. Maar de benaauwdheid komt dan eerst regt, als Satan het Rijk van Ongeloof en Bijgeloof vereenigd heeft, en de Antichrist het Universalismus gelegd zal hebben tot den onveranderlijken grondslag van zijnen heiligschendenden troon. - Het boekje eindigt met eene oproeping van de wachters in Israël.
Wat dunkt u, Lezer? Wij willen niets zeggen van alle deze invectiven en hatelijke magtspreuken, zonder eenig bewijs. De Schrijver ziet in alles een vastberaamd en boosaardig plan; hij gelooft, dat ieder, die van hem verschilt, zeer zeker in dwaling is, en hij erkent hoegenaamd geene dwaling, dan uit de verachtelijkste boosheid. Zijn geschrijf wekt dus niets dan verontwaardiging en medelijden op. Zulke boekjes onteeren de goede zaak van den besten Godsdienst, en doen onbegrijpelijk veel nadeel. Intusschen is de wijze van betoog, of liever van zeggen, hier zoo potsierlijk en waarlijk grappig, dat wij ons gedurig herinnerden aan den tweestrijd tusschen Gymnastes en Kapitein Tripet in den Tristram, waarbij de goede Korporaal Trim geheel zijn geduld verloor, uitroepende: Goede hemel, één enkele bajonetstoot is meer dan dat alles! Waarlijk, op deze wijze verdedigt men de Hemelsche waarheid niet.
Het Voorberigt, natuurlijk aanprijzende, van den Eerw. schotsman, beslaat XXXI bladzijden. Wij zeggen er niets van; want de man rust nu in het graf. Evenwel kunnen wij onze verbazing niet ontveinzen, dat hij dit geschrift voor ons Nederlanders vertaalde of ver- | |
| |
talen deed, daar hij zelf scheen te meenen, dat het gevaar hier in Holland zoo groot niet is: ‘Hetgeen van die vrucht (der Neologie) van vreemden bodem tot ons wordt overgebragt, wordt doorgaans (eer hebben, zegt hij, de Recensenten!) ons niet aangeprezen, en het weinige, dat op eigen grond gewassen is, wordt trouwhartig wederlegd.’ Dus hadden wij de Rodomontade van asher immers kunnen missen? En waarlijk, men moet wel volkomen blind zijn, indien men het werk, dat men thans zoo uitstekend maakt van Bijbelsche Uitlegkunde, wil gelijkstellen met zoo verfoeijelijke Neologische pogingen. Maar des te gevaarlijker, bijna schreven wij kwaadaardiger, is de uitgave van dit boekje voor den Hollander, en schotsman's aanprijzend Voorberigt. Bilderdijk's Lofdicht is niet vreemd; wij kennen den man genoegzaam, en weten, dat zijn lof in het godsdienstige iederen regtschapenen Godgeleerde ten gruwel is. |
|