Het grafteeken. Iets voor schilders.
Zij leefde om mij te beminnen;
ik leef om haar te betreuren.
Dit opschrift las ik op een grafteeken van wit marmer, wanneer ik een' man zag naderen van ongeveer 30 jaren, een kind bij de hand houdende, welks bevalligheid het penseel van correggio of raphaël waardig was. Zonder acht op mij te slaan, zette zich de jonge man bij het graf neder, haalde een medaljon uit zijnen boezem, beschouwde het met verteedering, en besproeide het met tranen; het kind droogde dezelve met aanvalligheid, ik mogt zeggen met gevoel; vervolgens een' vlinder ontdekkende, sprong het eensklaps op, om dien te midden van het verblijf des doods te vervolgen. De vlinder raakte beurtelings de bloemen aan, die het graf versierden, en zette zich eindelijk op eene roos neder. Het kind glimlachte de hope tegen van hem te betrappen. Met ingehouden adem, het eene been voorwaarts zettende, daarna het andere, en met gerekten hals en starend oog, strekt hij den eenen arm uit naar het vlugtig voorwerp zijner levendige begeerte; zijn mollig handje opent zich, en - eensklaps grijpen zijne kleine vingeren het insekt bij de geplooide wieken. De knaap triomfeert, en huppelt van blijdschap; het vermaak schittert in zijne oogen; hij kan zijne vreugd niet in zijn hart besluiten; hij juicht luidkeels; hij..... hij heeft een' vlinder gevangen op het graf zijner moeder!
Dit onderwerp schijnt mij het penseel niet onwaardig van een bekwaam schilder, die, het zedelijk doel zijner kunst bestudeerd hebbende, beseft, dat eene schilderij eene welsprekende bladzijde eens grooten schrijvers moet gelijken, en het denkvermogen, den geest en het hart tevens vermeesteren. Maar, hoe zal hij het kind voorstellen? vóór of na het vangen van den vlinder? De schilder kan slechts over een oogenblik beschikken; het is dus van belang, hetzelve wèl