Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNa het lezen van de Sadduceën van mr. I. da Costa.Vol van eigenwaan en trots,
Niet te doen, dan schandlijk liegen;
Op den naam van kindschap Gods,
Toe te leggen op bedriegen;
Elk, die vijand is van twist,
Aan te bassen, of 't mogt strekken,
Om beroerte en krijg te wekken,
Door hem in geschil te trekken:
Zegt mij eens, wiens beeldtnis is 't?
| |
[pagina 347]
| |
Wie geen huichlend amen zegt
Op 't geen andren voormaals dreven,
Maar zichzelv' 't gewetensregt,
Aan den mensch door God gegeven,
Voorbehoudt, in 't oordeel vrij, -
Dien vermetel te verdoemen,
Dwaalgeest, vijand Gods te noemen,
En zichzelv' slechts wijs te roemen:
Wien schetst deze schilderij?
't Kind van God (zegt mij de Schrift)
Is steeds nedrig en bescheidenGa naar voetnoot(*);
VreedzaamGa naar voetnoot(†), laat het nooit door drift,
Maar door liefde altijd, zich leiden, -
Liefde, die den naasten mint,
Die geen' vijandGa naar voetnoot(‡) zelfs durft haten,
En aan God wil overlaten
't Oordeel over de onderzaten
Van zijn zeedlijk rijksbewind.
Bitterheid en toornigheid,
Gramschap en geroep en laster
Moeten, met alle onbescheid,
(Hoe het menschdom ook verbaster')
Zijn van 't kind van God geweerdGa naar voetnoot(§);
't Zij barmhartig, goedertierenGa naar voetnoot(**);
't Late zich, schoon andren tieren,
Door zachtmoedigheid bestieren:
Zoo heeft ons Gods woord geleerd.
En, joannes! gij spreekt waar.
Wie daar zegt, ik min den vader,
Zegt gij, is een leugenaar
En een eigen schand verrader,
Zoo hij zijnen broeder haatGa naar voetnoot(††);
En (o, dat wij 't allen hooren!)
Uit den Duivel zijn geborenGa naar voetnoot(‡‡)
Al die 't rijk van vreê verstoren,
Al die stichters zijn van kwaad.
|
|