De Spaansche schoonen; met een woord over Riego.
(Anecdotes of the Spanish and Portuguese Revolutions. By Count pecchio. London, 1823.)
Een groot deel der Spaansche Jufferschap behoort tot de Constitutionele partij. Jeugd en schoonheid zijn nagenoeg doorgaande kenteekenen, om de aanhangeressen derzelve te herkennen. Zij zijn het, die, als 't ware, steeds bloemen gereed hebben, om de voorvechters te bestrooijen en te bekransen. Vanhier, dat het op zulke dagen, die den vrienden der Constitutie belangrijk zijn, nimmer aan bals ontbreekt; terwijl in de schouwburgen, bij plaatsen, die dezer zake gunstig schijnen, de schoonste handen het eerst toejuichen. Te Kadix en Valencia zijn ook ditmaal in hare soort zeer belangrijke Amazonen opgetreden. De schoonste onder haar heb ik te Madrid zelve aangetroffen. Haar aangezigt had dien bekoorlijken omtrek, die bij de Spaansche vrouwen steeds bewonderd werd; en dan dat bezielende vuur, in het groote, blaauwe oog met onbeschrijfelijke aanvalligheid zamensmeltende! In haar huis, gelijk armida in het leger van gottfried van bouillon, is zij omringd van Ridders, die haar aanbidden. In de welsprekendheid des waaijers overtrest zij alle andere Spaansche meisjes, drukkende door deszelfs onderscheidene bewegingen, naar welgevallen, geraaktheid, vergiffenis, onverschilligheid, in 't kort al het gevoel harer ziele uit. In kalme dagen bespeelt zij de piano; maar, wanneer de zaak, die zij voorstaat, bedreigd wordt, neemt zij de luit ter hand, en tot geestdrift opwekkende hymnen klinken door de zaal. Dit is een karaktertrek der liberale Spaansche dames. Ik ondervroeg haar wegens riego. Ongemeen levendig was het portret. ‘Zwarte oogen; vol vuur en ondernemend; een mond, die het fijnste gevoel uitdrukt; zwart haar; middelbare, vaste, mannelijke houding; gang en voorkomen heldhaftig; onmiskenbare openheid aller gedachten; volslagen afwezen van die geheimvolle donkerheid,
die zoo vaak verborgene roemzucht verraadt; zonder eenigen trots en grootspraak; gevormd door de beste oude en nieuwere Schrijvers; jegens het vrouwelijk geslacht ongemeen bevallig. Maar,’ voegde zij daarnevens, ‘men zegt, hij wil trouwen, en dat zou mij geweldig spijten, omdat men dan van