| |
Nieuwe vaderlandsche romans van Nederlandsche schrijvers.
Wij gaven meer dan eens onzen weêrzin te kennen in een aantal vreemde produkten, die men zich haast ons publiek aan te bieden, hoezeer dezelve voor het Hollandsch karakter en de Nederlandsche zeden niet berekend zijn. Er is intusschen tegen deze vertalingen geen beter behoedmiddel, dan de eigen arbeid van vaderlandsche vernuften in het romantische vak; en nu ons juist gelijktijdig vier van deze ter hand komen, willen wij dezelve ook aanstonds aanmelden.
| |
Aurelia. Tafereel van ouderwetsche en spikspelder nieuwe Opvoeding. II Deelen. Niet vertaald. Te Amsterdam, bij de Wed. G.A. Diederichs en Zoon. 1823. In gr. 8vo. 729 Bl. f 7-80.
In dezen Roman is alles Nederlandsch, zonder eenige vreemde snede, en met zeer vele vreemde voortbrengselen kunnen
| |
| |
deze lijvige boekdeelen zekerlijk monsteren. Het eerste hoofdstuk daargelaten, dat ons door langwijligheid en gezochte aardigheid niet bijzonder uitlokte, hebben wij dit werk met genoegen gelezen. De Schrijver heeft het voorberigt geteekend; anders zouden wij eene Schrijfster vermoed hebben. Wat de spikspelder nieuwe opvoeding betreft, (van de ouderwetsche vonden wij weinig gemeld) zoo als wij die hier vinden, is dezelve boven onze berisping; en de Jufvrouwen Gouvernantes zullen hier vrij wat kunnen opmerken, dat allezins hare overweging en navolging waardig is. Eene wezenlijk godsdienstige, waardige jonge Dame vond, in een huisgezin van den deftigen koopmanstand, drie uitmuntende kweekelingen; het jongsken bleef natuurlijk slechts de eerste jaren onder haar toezigt, maar beide de voortreffelijke dochters werden door haar tot zeer uitmuntende vrouwen gevormd; en zij werd en bleef, ook na voleindigde opvoeding, van deze de beste vriendin. Hare vriendschap met eene oudere brave weduwe was haar zeer voordeelig; en met deze rigtte zij in lateren tijd een Instituut of Kostschool op, hoedanige wij niet weten, dat er nog vele zijn. Er komen in dezen Roman vele handelende personen voor, en nog al onderscheidene gevallen en betrekkingen, die den leeslust en de nieuwsgierigheid prikkelen. Alle de lieve meisjes, die wij hier leeren kennen, geraken tot het gewenschte huwelijk. Ook Aurelia bekwam, na een ongelukkig huwelijk, aan hetwelk zij zich ter redding van hare ouders had opgeofferd, in meer gevorderden ouderdom, maar bij nog bloeijende schoonheid, den lieveling van hare jeugd tot haren tweeden echtgenoot. Meer willen wij van de geschiedenis niet melden, daar wij het boek vele lezers en den Schrijver alzoo aanmoediging wenschen. Het boek is, zeer loffelijk, vrij compres gedrukt, zoodat men voor zijn geld toch vrij wat te lezen krijgt; en tot zeer vlugtig lezen is deze Roman, in goeden stijl
geschreven, niet geschikt. Wij vonden slechts enkele drukfouten, die ons weinig hinderden.
Wij ontkennen echter niet, dat wij in dit vaderlandsch produkt het een en ander aantroffen, dat wij nog wel eenigzins anders zouden verlangd hebben. Aurelia, de heldin en nagenoeg volmaakte vrouw, heeft nog wel iets, dat ons minder bevalt; althans tot onze echtgenoote zouden wij haar juist niet wenschen. Wij weten het niet, maar het was ons alsof zij nu en dan niet zoo geheelenal vrouw is, en niet
| |
| |
volkomen vrij van alle aanmatiging. Dit doet nu weinig af, want de smaken verschillen; maar als model van vrouwelijke volkomenheid beviel zij ons juist altijd en in ieder opzigt niet. - Hier en daar, in de brieven van eenen losbol, kwam het ons ook voor, dat het drukken van deze brieven minder voegzaam was; ja wij vreezen zelfs, dat de spotzucht met onze gewijde oorkonden daarin wel eens wat veel voedsel vindt. - Zoo zijn wij het ook met den Schrijver volstrekt niet eens over het onschadelijke van huwelijken tusschen Protestanten en Roomschgezinden, zoo lang verschil in Godsdienst meer is dan woordenstrijd; en ons is geen voorbeeld bekend, dat zulk een huwelijk goed ging, dan alleen bij wederzijdsche volkomene onverschilligheid, en niet verder zorgen en denken, dan voor en aan het korte levensgenot. Het extra quam non datur salus geeft de Roomsche kerk niet op, en kan niet anders dan hinderlijk zijn bij den liefhebbenden en ernstig godsdienstigen vader en echtgenoot. - Zoodanig een Protestantsch Predikant, die zijne wereld zeer goed verstaat, en een groot vriend van de tafels der rijken is, en dan eene kermispreek houdt in den toon en met de taal van het laagste gemeen, bestaat er zeker niet; en het was ons onaangenaam, in dezen Roman zoodanig verdichtsel te vinden. - Het woord over de uitenting der kinderziekte hadden wij almede gaarne den Schrijver geschonken. - Maar wij willen niet verder op zoodanige bijzouderheden hechten; terwijl wij voor het overige zeer gaarne dezen Roman goeden aftrek wenschen.
| |
Keur van aangename en onderhoudende Verhalen. Niet vertaald. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. 1823. In gr. 8vo. 184 Bl. f 1-80.
De Zeereis (eene vertelling, die zich vertellen laat) is het uitvoerigste stuk in dit bundeltje. Onwaarschijnlijk genoeg ontmoeten zich drie elkander onbekenden in eene trekschuit, en moeten juist alle drie naar Amerika. Op de zeereis spreekt ieder van zijne tot nog toe teleurgestelde en nu hopelooze liefde. Maar, wat wil het geval? In Amerika vinden zij onverwacht hunne Schoone, die juist dezelfde persoon is! De man, die toch eigenlijk van hen het meeste regt had op hare hand, erlangt die nu; terwijl zij tot de fortuin der beide anderen krachtig mag medewerken. Olindus en Sophronia en de Dood van Klorinde zijn getrokken uit tasso's verlost
| |
| |
Jeruzalem. Margaretha van Provence, Koningin van Frankrijk, is mede ontleend uit de geschiedenis der Kruistogten. De Weldadigheid, een Oostersch verhaal, maakt een gelukkig huwelijkspaar. De Droomverschijning, naar eene oud- Duitsche Legende, is - eene legende, die weinig om 't lijf heeft, en betreft den Keurvorst Frederik den Wijzen en zekere Gravin Amalia, zoo 't schijnt op geschiedkundige berigten gegrond, maar waarin wij geene andere leering vonden, dan dat droomen maar bedrog is. Johanna Welborn, eindelijk, of de gevaren van een al te gevoelig hart, is leerzaam, en mogen zich al te gevoelige meisjes aan eene hier vermelde brave ongelukkige spiegelen. - De Schrijver, die zich S.B. teekent, vond in de bewerking dezer verhalen in zijne ledige uren eene aangename uitspanning, en zonder nadeel kan men dezelve dan nu ook in ledige uren lezen. - Over de
| |
Nieuwe Zedelijke Verhalen, door Michiel Adriaan. Iste Deel. In 's Gravenhage, bij de Wed. J. Allart en Comp. 1823. In gr. 8vo. 327 Bl. f 3-:
Is ons oordeel echter gunstiger. Het publiek ontvangt hier de eerste lettervruchten van den Heer adriaan; en wij durven wel verzekeren, dat dezelve zoodanig zullen ontvangen worden, dat hij geene reden vinden zal, om het tweede deel terug te houden. Ziet hier de verhalen: 1) Catharina, de goede Huismoeder, is eene lieve geschiedenis. De goede vrouw was braaf, maar even zoo ook de minder bezorgde, altijd opgeruimde echtgenoot. De algoede hemelsche Vader, dit erkende Catharina aan het slot, had alles met dit huisgezin boven bidden en denken wèl gemaakt. - 2) Gabriëlle de Rancé is een verhaal uit het tijdvak der Kruistogten. De schoone vrouw was langen tijd miskend en vervolgd door eenen wreeden en overspeligen echtgenoot, maar op eene ongedachte wijze met haar kind verlost uit de akelige gevangenis. Zij had de toevlugt genomen tot hare bloedverwanten in Engeland. Daar leefde zij in rust, en de lieve dochter deed het gelukkigst huwelijk. Deze volgde haren echtgenoot op zijnen togt naar het H. Land, en vond onverwacht onder de gekwetste Ridders, die zij verzorgde, haren vader, dien het geweten, en zijn pijnigend berouw, mede tot den H. oorlog had gedrongen. Op deze herkenning volgde opheldering, en hereeniging met de moeder, die nu nog regt gelukkige dagen
| |
| |
beleefde. - 3) Usbek. of de Zegepraal van den Godsdienst, is het derde stuk, en behelst brieven van zekere Ida aan eene vriendin, waarin zij hare lotgevallen verhaalt. Op eene zeereis naar de Indiën met haren zuigeling en echtgenoot verloor zij den laatsten aan eene besmettelijke ziekte, het slagtoffer geworden van zijne menschlievendheid. Bij deze ramp bleef het niet; het schip werd door eenen Afrikaanschen zeeroover genomen, en Ida met alle de vrouwen tot slavinnen bestemd; dan zij vond genade in de oogen van zekeren Usbek, een der bevelhebbers van het roofschip, maar eigenlijk een Vorstenzoon, die zijne opvoeding in de Kaapstad genoten had, doch, in handen der zeeroovers gevallen, zelf tot dien stand gedwongen was. Hij redde met beleid en moeite Ida en haar kind, en vlugtte met haar naar zijne familie en vaderland. Het spreekt van zelf, dat de man op haar verliefde en haar huwde, nadat hij echter, eerst in 't geheim, daarna meer openlijk, haren Godsdienst had aangenomen. Maar zijn ijver tegen de Afgoden berokkende hem en haar bijna den dood. Zij ontsnapten nog gelukkig het gevaar, en kwamen, per varios casus, gelukkig in Engeland, vonden bij rijke en edelmoedige bloedverwanten ondersteuning, en op het Paaschfeest had Ida het genoegen, dat zij met den door haar tot Christen bekeerden edelen echtgenoot het H. Avondmaal vieren mogt. Dit vrij onwaarschijnlijk verhaal is echter wèl geschreven. - 4) De jonge Emil is een jongeling, die de wijde wereld intrekt, om voor eene brave arme moeder en zuster, zoo mogelijk, te kunnen zorgen. Dadelijk wordt hij, alhoewel bij toeval, herkend door den broeder van zijnen rijken, maar nu somberen en door het geweten gemartelden vader, die de moeder bedrogen en spoedig verlaten had. Hereeniging
en geluk is nu het natuurlijk gevolg. - 5) De Pillegift heet het volgend verhaal. Het bevat de geschiedenis van eenen jongen verkwistenden echtgenoot, op den dwaalweg geholpen en gehouden door eenen valschen vriend, die het op de eer der vrouwe had gemunt, en door de intrigues eener schijnheilige huishoudster, die het te doen was om de hand en de rijke erfenis van zijnen bejaarden oom. Alles intusschen wordt ontdekt en hersteld, en alzoo komt ook de reeds verspeelde pillegift nog weder terug. - 6) Het Dal van Amicitia is onderhoudend. In dat dal vond Alphonsus eene uitmuntende Schoone; maar op het punt van het gewenschte huwelijk komt het uit, dat het
| |
| |
meisje de dochter zijner eigene moeder is, eene sinds lang altijd zwaarmoedige vrouw, maar wie nu de echtgenoot den misstap, vóór haar huwelijk begaan, vergaf; terwijl nu ook het geheim van hare zwaarmoedigheid en een verdacht portret volkomen was opgelost.
Veel zedelijke leering bevatten deze verhalen wel niet; maar zij behelzen ook volstrekt niets, dat der zedelijkheid hindert, en geven eene aangename verpoozing en afwisseling, na andere, meer ernstige lektuur.
Dan, met hooger, ja met het uiterste genoegen mogen wij den nu volgenden, mede oorspronkelijk vaderlandschen Roman aankondigen, van welks bekwame Schrijfster (want wij vernemen, dat eene Vrouw hier de pen voerde) wij meerdere voortbrengsels met groot verlangen te gemoet zien, en waarop, tot onze wezenlijke vreugde, ons hope gegeven wordt:
| |
De kleine Pligten, eene oorspronkelijke zedelijke voorstelling in Brieven, uit het begin der Negentiende Eeuw. II Deelen. Te Amsterdam, bij P. den Hengst en Zoon. 1824. In gr. 8vo. 594. Bl. f 5-80.
Deze Roman bestaat in brieven, meest van de hand van jeugdige Schoonen, en ademt eenen echt vaderlandschen en anti-Franschen geest, bij de regering van lodewijk napoleon, hoewel grootelijks onpartijdig ten aanzien van dezen ons opgedrongenen, geenszins slechten Vorst. De regt beminnelijke Emilia geraakt in allerlei, en daaronder zeer moeijelijke, betrekkingen, maar is het voorbeeld eener edele en omtrent iedere pligtsbetrachting zeer naauwgezette jonkvrouwe, en maakt met andere harer kennissen en betrekkingen, op welke zij echter gezegenden invloed heeft, een haar vereerend kontrast. Hare redeneringen zijn gezond, gelijk haar gedrag allezins zuiver is. Zij toont in alles den invloed van goede godsdienstige beginselen op iedere handeling; en men voelt, dat zij ook in kleinigheden goed en edel is. De waarde van zoo iets beseft men volkomen bij de lezing; en aan het einde zien wij haar met eenen waardigen echtgenoot vereenigd, onder de meest gewenschte uitzigten op geluk. Deze Roman vereert het echt Hollandsch karakter zoo wel, als de Schrijfster zelve. Het kan niet anders, of dit werk wordt met het grootste genoegen gelezen, en de gewekte hoogachting voor het lieve meisje zal krachtig tot navolging dringen.
| |
| |
Geheel de Roman is huisselijk; en, nog eens, wij verblijden ons zeer, dat de Schrijfster ons hoop geeft, dat deze Emilia nog eens in andere betrekkingen en in eenen meer gevorderden leeftijd voor ons zal optreden. Het kan niet missen, of deze meesterlijke hand zal ook dàn iets leveren, dat ten uiterste onderhoudend en leerzaam is. |
|