ook het vroegere werk te bezitten; en wij zijn verzekerd, dat hij zich de daartoe vereischte kosten met geene reden beklagen zou. De Firma der Mnemosyne is nu eenigermate, dit ziet men uit den titel, die alleen de Heeren tydeman meldt, veranderd; evenwel de Professor h.w. tydeman blijft de redacteur, zoo als hij ook alleen die was van het vroegere werk: van mij, zegt hij ten dezen, is het plan van het werk, met de geheele redactie; dus ook de voorredenen, en menige hier en daar verspreide aanteekening. Wij verblijden ons over de gezondheid naar ligchaam en geest, die de Professor ons voorkomt thans te genieten, en nemen den aan ons, zoo wij meenen, vooral ook geadresseerden schriftuurtekst, in den zin der H. Schrift, dankbaar voor lief, ons tot soortgelijke gedienstige herinnering, bij voorkomende aanleiding in der tijd, verklarende bereid te zijn.
Dit boekdeel doet allezins de verzamelaars, zoo wel als de onderscheidene stellers der bijzondere stukken, eere aan. Met een woord zeggen wij van ieder voor 't minst nu ook iets. - De Heer g. groen gaf hier eene voorlezing over cicero's cato den ouden, over den Ouderdom, en eene beschouwing van deszelfden schrijvers Droom van scipio. In beide deze stukken is hij, naar ons oordeel, gelukkig geslaagd, om den lezer het genoegen te doen smaken, hetwelk de lezing van de voortreffelijke schriften der Ouden altijd kan opleveren. - De Hoogleeraar m. siegenbeek schetst, in een volgend stuk, de welsprekendheid van pericles, welk onderwerp men al aanstonds voelt, dat in geene betere handen vallen kon; bij de lezing gevoelt men slechts zekere spijt, dat alles hier zoo kort is. Eene der voortreffelijke redevoeringen van den voortreffelijksten Griek, ons door thucydides bewaard, wordt hier gegeven; vooraf gaat het noodige nopens den waren aard der welsprekendheid, Athene, de geschiedenis van het tijdvak. Op dezelve volgt eene korte lofspraak; eindelijk de indruk of uitwerking van gezegde redevoering, en ten slotte het sterfbed van den grooten man. - Met aandoening vonden wij vervolgens van e. kist hier eene voorlezing over het gevoelvermogen der ziel; met weemoed namelijk, omdat van dezen voortreffelijken man niets meer te wachten is, daar hij ons ontviel; zoo veel te meer is dan toch, hetgeen van hem ons nog toekomt, welkom. Op de hem eigene, overtuigende, welsprekende en bevattelijke wijze wordt hier het gezegd vermogen betoogd, nadat