Misten wij ongaarne in den Muzen-Almanak ook nu weder eenige der schitterendste bloemen, het is alsof de hier ten toon gestelde haren glans en geur als 't ware verdubbelden, om ons voor dat gemis schadeloos te stellen. Vader feith, en loots, en spandaw, en zoo vele andere beroemde kweekers, wier namen de beste lofspraak zijn, verschijnen hier weder; maar ook andere minvermaarde droegen het hunne bij, om den luister van den bloemkrans te verhoogen, bij verscheidene van welke wij ons over de blijkbaarste verdubbeling van bevalligheid en geur en kleur mogten verblijden. - De plaatjes winnen het almede veelal nog van vorige; daarentegen hebben ons eenige in het oog vallende drukfouten meer dan weleer gehinderd, waarop wij, voor het vervolg, de attentie des uitgevers moeten vestigen, die ons van de aanwijzing verschoone.
Wanneer wij den wensch uiten, dat het Schoone en het Goede, ook in ons Vaderland, zich evenzeer uitbreide en verhooge als in het boeksken van dien naam, meenen wij eene even opregte als vleijende hulde toe te brengen aan den vervaardiger van hetzelve. Inderdaad, inhoud en uitvoering laten weinig of niets te wenschen over. De poëzij is, over het geheel, keurig; en de prozastukjes - kort, maar goed. Onder de eerste vonden wij een stukje, door tollens aan zijnen Vriend suringar toegeëigend, zoo roerend en troostrijk, dat wij het, door de opname alhier, wenschten toe te eigenen aan allen, wien de bitterste aller rampen mogt getroffen hebben!
De moederlooze Kinderen aan hunnen Vader.
Wij komen en kussen voortaan u alleen,
Want moeder, o Vader! want moeder is heen;
Wis zond zij wel gaarn u een kus ook van haar,
Maar hemel en aarde zijn ver van elkaâr.
Och, Vaderlief! zie ons zoo treurig niet aan;
Wij hebben u immers dat leed niet gedaan?
Een ander (zoo hebt gij gezegd bij haar lijk)
Nam enkel uit liefde haar op in zijn rijk.
Maar zij ook dat rijk nog zoo heerlijk en schoon,
En zweev' er nu moeder verheugd om Gods troon;
Zij alles hier namaals veel blijder dan nu,
Toch blijven wij, Vader! nog gaarne bij u.