De niet neembare vesting.
De groote condé werd genoodzaakt, het beleg van Lerida, in Katalonië, eensklaps op te breken. Te Parijs teruggekomen, verscheen hij in den schouwburg; dit vervoorzaakte eenige opschudding. De Prins, een bijzonder persoon bemerkende, die de belhamel scheen, stond op in zijne loge, en, hem met den vinger aanduidende, zeide tot de Officiers van de Garde: ‘Neemt dien man gevangen!’ Deze, op eene bank geklommen, riep: ‘Ik ben lerida; men neemt mij niet!’ Dit zeggende, was hij verdwenen.