uitgave zijn de reeds elders overgenomene in onze taal echter teruggehouden. De vierendertig kleine in dit deeltje gegevene stukjes zijn alle voor kinderen zeer onderhoudend, en bevatten de nuttigste lessen en wenken tot wezenlijke braafheid en deugd. Hij, die met het kind lezen, of over het gelezene spreken wil, krijgt ook telkens aanleiding tot doelmatige inrigting van onderscheidene vragen en naderen aandrang op het kinderlijk gemoed.
Wij durven derhalve het gebruik van dit boekje, waarvan nog één deeltje te wachten is, als een aangenaam leesboek voor de jeugd van zes tot veertien jaren zeer wel aanprijzen. De vertaling is ook doorgaans goed, ofschoon wij hier en daar eenig misverstand vermoeden; b.v. bl. 10, waar eene moeder hare dochter tot werkzaamheid met deze woorden aanspoort: ‘Meisje lief! wanneer gij met een nederhangend hoofd en een verdrietig gelaat zaagt arbeiden, zoudt gij, mijn lieve kind! weldra spoedig bespeuren, welk eene gelukzaligheid de werkzaamheid, en welk een onverdragelijke toestand de werkeloosheid is.’ Dit is of geheel verkeerd vertaald, of althans zeer onduidelijk, indien het namelijk zeggen wil, dat men door ijverig werken zijn verdriet verzetten of verzachten kan. Zoo schijnt ook, bl. 28, bij: ‘welk hem het meeste speet, dewijl hij dan’ iets kwalijk verstaan te zijn of uitgelaten, waardoor het nu geenen zin heeft. In kinderboekjes moet men vooral tegen zoo iets zorgen.